C-146/22 Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Contentverzamelaar

C-146/22 Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    26 mei 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    12 juli 2022

Trefwoorden: BTW, fiscale neutraliteit, rechtszekerheid, consument

Onderwerp:

-             Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

-             Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

-             Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd

Feiten:

Het geschil betreft de hoogte van het verlaagde btw-tarief dat moet worden toegepast op de verstrekking van de drank „Classic Hot Chocolate”, een warme chocolademelk met chocoladesaus. Naar de mening van de directeur van de nationale belastinginformatiedienst (belastingautoriteit) moet voor de toepassing van de btw zowel de verkoop van de drank om mee te nemen als de verkoop van de drank voor consumptie ter plaatse als goederenlevering worden aangemerkt. De handelingen in verband met het bereiden van dergelijke goederen en het opdienen ervan voor onmiddellijke consumptie door de klant vormen met een dergelijke levering samenhangende nevendiensten. Onder verwijzing naar de bewoordingen van artikel 5a, artikel 41, leden 1, 2 en 12f, en artikel 146aa, lid 1, punten 1 en 2, van de btw-wet en de beginselen van de indeling van diensten volgens de Poolse classificatie van goederen en diensten (PKWiU) die krachtens het PKWiU-besluit van toepassing zijn vanaf 01-07-2020, werd voornoemde levering evenwel geacht te zijn onderworpen aan het btw-tarief van 8 %, aangezien zij tot de „Restauratiediensten” van PKWiU 56 moest worden gerekend. Verzoekster heeft dit besluit aangevochten op grond dat het correcte tarief het verlaagde tarief van 5 % is, naar analogie van andere goederenleveringen als genoemd in bijlage nr. 10 bij de btw-wet. Zij heeft aangevoerd dat sprake is van een schending van het beginsel van de neutraliteit van de btw, alsmede van een inbreuk op de mededingingsvoorwaarden en van de onjuiste toepassing van de btw-wet.

Overweging:

Bij de verwijzende rechter is twijfel gerezen over de vraag of de nationale wetgever de bepalingen van artikel 98, leden 1 tot en met 3, van de btw-richtlijn correct heeft omgezet. De Poolse wetgever heeft verlaagde btw-tarieven toegepast op de levensmiddelen van punt 1 van bijlage III bij de btw-richtlijn en op de restaurantdiensten, de restauratie en de cateringdiensten van punt 12 bis daarvan. Onder verwijzing naar GN-code 2202 heeft hij evenwel voorzien in een verlaagd btw-tarief van 5 % voor levensmiddelen zoals melkhoudende dranken en hij heeft levensmiddelen zoals melkhoudende dranken die volgens de Poolse statistische classificatie (PKWiU 56) worden aangemerkt als voedingsgerelateerde diensten van dat tarief uitgesloten en op die goederen (de verstrekking ervan of de ermee verband houdende diensten) een verlaagd btw-tarief van 8 % toegepast. De gevolgde wetgevingsprocedure houdt in dat de Poolse wetgever onder verwijzing naar GN-code 2202 gebruik heeft gemaakt van het in punt 1 van bijlage III bij de btw-richtlijn vastgestelde verlaagde btw-tarief en dat hij de toepassing daarvan tegelijkertijd heeft beperkt onder verwijzing naar de Poolse statistische classificatie. Verzoekster wijst erop dat het belasten van het product (de melkdrank) tegen een tarief van 8 % in strijd is met het beginsel van neutraliteit van de btw, aangezien in het economische verkeer vervangende producten bestaan die tegen het verlaagde tarief van 5 % worden belast. Zij benadrukt dat de hoogte van het btw-tarief van invloed is op de keuze van de consument en het gevolg is van een schending van het beginsel van neutraliteit van de btw. Vast staat dat de belastingplichtige zekerheid moet hebben over de toepassing van het btw-tarief. De conclusies van de belastingautoriteit zijn niet voldoende duidelijk en doen in het kader van het gemeenschappelijk btw-stelsel twijfel rijzen over de eerbiediging van het beginsel van neutraliteit van de btw en het rechtszekerheidsbeginsel.

Prejudiciële vragen:

1. Verzetten artikel 2, lid 1, onder a) en c), artikel 14, lid 1, artikel 24, lid 1, en artikel 98, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1), gelezen in samenhang met artikel 6, leden 1 en 2, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking) (PB 2011, L 77, blz. 1), de punten 1 en 12 bis van bijlage III bij de genoemde richtlijn en de overwegingen 4 en 7 ervan, alsmede de beginselen van loyale samenwerking, fiscale neutraliteit, fiscale legaliteit en rechtszekerheid zich tegen een nationale regeling als die welke wordt toegepast in de onderhavige zaak, op grond waarvan, onder verwijzing naar GNcode 2202 van de gecombineerde nomenclatuur, een verlaagd btw-tarief van 5 % wordt toegepast op levensmiddelen waaronder melkhoudende dranken, onder uitsluiting van dat tarief voor levensmiddelen als melkhoudende dranken die op basis van de Poolse statistische classificatie (PKWiU 56) worden gerekend tot de voedinggerelateerde diensten waarop (de verstrekking ervan of de daarmee verband houdende diensten) een verlaagd btw-tarief van 8 % wordt toegepast, in een situatie waarin de gemiddelde consument deze goederen (diensten) bij de aankoop ervan beschouwt als goederen (diensten) die in dezelfde behoefte voorzien?

2. Is een bestuurlijke praktijk waarbij twee verschillende verlaagde btwtarieven worden toegepast ten aanzien van goederen met dezelfde objectieve kenmerken en eigenschappen naargelang van de vraag of al dan niet sprake is van diensten in verband met het bereiden en opdienen ervan, zodat deze goederen worden gedifferentieerd vanuit personeel en niet vanuit materieel oogpunt, verenigbaar met de beginselen van fiscale neutraliteit en rechtszekerheid?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: K Oy (C-219/13), Staatssecretaris van Financiën (C-331/19), Dyrektor Izby Administracji Skarbowej w Katowicach (C-703/19), Segler-Vereinigung Cuxhaven, (C-715/18), Oxycure Belgium (C-573/15), Deutsche Bank AG (C-44/11), (C-317/94), MyTravel, (C-291/03), ATP PensionService, (C-464/12), Spiegel Online (C-516/17), Plantanol (C-201/08), Isle of Wight Council e.a. (C-288/07), Związek Gmin Zagłębia Miedziowego, (C-566/17), Levob Verzekeringen en OV Bank (C-41/04), Aktiebolaget NN (C-111/05), CPP (C-349/96), Part Service (C-425/06), (C-432/15), RPO (C-390/15), (C-313/99), Piek (C-384/05), (C-453/02 en C-462/02), Commissie/Duitsland (C-109/02), (C-367/93 tot C-377/93), (C-243/84), Commissie/Frankrijk (C-481/98),

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal