C-147/14 Loutfi Management Propriété intellectuelle

Contentverzamelaar

C-147/14 Loutfi Management Propriété intellectuelle

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 mei 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   13 juli 2014
Trefwoorden: gemeenschapsmerk; handvest grondrechten
Onderwerp: - handvest grondrechten artikel 21 (non-discriminatie) en 22 (verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal)
- Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk

Verzoekster is houdster van een aantal gemeenschapsmerken, voor diverse levensmiddelen. Hij exporteert veel van zijn waren (met name halal vleeswaren en diepvriesproducten) naar FRA, SPA en ITA, waar hij verkoopt onder de naam ‘El Benna’ of ‘El Bnina’.
Verweerster Meatproducts handelt ook in vleesproducten en heeft zich sinds de jaren 90 toegelegd op verkoop van vleeswaren van volgens de halal ritus geslachte dieren. Zij introduceert in november 2011 het merk El Baina. Verzoekster stelt dat Meatproducts inbreuk maakt op haar gemeenschapsmerken.
Afgezien van het juridisch gekibbel over (mankgaande) motiveringen en (niet) tijdige bezwaren, gaat het in de kern om het mogelijke verwarringsgevaar voor de consument van merktekens die voor een groot deel bestaan uit Arabische lettertekens en dat de dominante woorden ook nog eens weinig van elkaar verschillen. Omdat de producten die partijen verhandelen gangbare producten zijn bestaat ‘het publiek’ uit de gemiddelde consument die geacht wordt normaal geïnformeerd en redelijk omzichtig en oplettend te zijn, zoals het HvJEU in eerdere arresten heeft geoordeeld (Storck, Procter & Gamble). Volgens verzoekster mag geen rekening worden gehouden met de betekenis van de woorden aangezien Arabisch geen officiële taal van de EU is, en moet qua auditieve overeenstemming gekeken worden naar de Latijnse schrijfwijze (die voor alle EU-landen minus GRI en BUL gangbaar is). Verweerster stelt dat in geval van conflict tussen figuratieve tekens en woordelementen rekening moet worden gehouden met de taalkennis van het relevante publiek (dat gezien de aangeboden halal-producten arabisch zou kunnen lezen).

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Brussel) stelt vast dat het antwoord op de vraag of sprake is van verwarringsgevaar ervan afhangt of in het kader van het onderzoek al dan niet rekening mag gehouden worden met de uitspraak en de betekenis van Arabische woordelementen van de te vergelijken merken en merk/teken, en dit zowel wanneer deze in Latijns schrift worden geschreven als wanneer daarvoor gebruik wordt gemaakt van Arabisch schrift. Uit eerdere BHIM-uitspraken blijkt dat geen rekening wordt gehouden met andere dan officiële talen van de EU. Hij legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Dient artikel 9 .l.b) GMV, mede gelet op de bepalingen van de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Unie, aldus te worden uitgelegd dat, bij de beoordeling van het verwarringsgevaar tussen een gemeenschapsmerk waarin een Arabisch woord dominant is en een teken waarin een ander maar visueel overeenstemmend Arabisch woord dominant is, het verschil in uitspraak en betekenis tussen deze woorden door de bevoegde rechterlijke instanties van de lidstaten mag of zelfs moet worden onderzocht en in rekening gebracht, ook al is het Arabisch geen officiële taal van de Unie en van de lidstaten?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-473/01 P en C-474/01 P Procter & Gamble; C-421/04 Matratzen Concord; C-361/04 P|icasso; C-25/05 P Storck
Specifiek beleidsterrein: EZ en VenJ

Gerelateerde documenten