C-147/21 CIHEF e.a.

Contentverzamelaar

C-147/21 CIHEF e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     27 april 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     13 juni 2021

Trefwoorden : biociden; harmonisatie interne markt

Onderwerp :

-           Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden;

-           Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel")

Feiten:

Het Conseil d’État heeft twee bestuursrechtelijke decreten vastgesteld waarmee het aanbieden van biociden op de Franse markt wordt beperkt. De decreten zijn gebaseerd op artikel L.522-18 (verbiedt bepaalde handelspraktijken in biociden) en artikel L.522-5-3 (verbiedt elke vorm van commerciële reclame voor bepaalde categorieën biociden) uit het milieuwetboek. In twee verzoekschriften, die in deze zaak zijn samengevoegd, wordt door de verzoekers, vennootschap CIHEF e.a verzocht, om deze twee decreten te vernietigen.

Overweging:

De wettelijke bepalingen (L.522-18 en L.522-5-3) op grond waarvan de bestreden bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld, zijn bedoeld om de voor de volksgezondheid en het milieu optredende nadelen te voorkomen in geval van overmatig gebruik van bepaalde biociden. Deze doelstelling is weliswaar niet in tegenspraak met de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 528/2012, maar de in deze wettelijke bepalingen opgenomen verbodsbepalingen bestrijken het terrein van het op de markt aanbieden van biociden, hetgeen de verordening op Europees niveau beoogt te harmoniseren, zonder dat naar het vaststellen van uitvoeringsbepalingen door de lidstaten wordt verwezen en zonder dat dergelijke uitvoeringsbepalingen noodzakelijk zijn voor de volle werking van de verordening.

Prejudiciële vragen:

Staat de verordening van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden eraan in de weg dat een lidstaat in het belang van de volksgezondheid en het milieu beperkende regels op het gebied van handelspraktijken en reclame vaststelt zoals die waarin de artikelen L. 522-18 en L. 522-5-3 van het milieuwetboek voorzien? Zo ja, onder welke voorwaarden kan een lidstaat dergelijke maatregelen nemen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV, I&W