C-148/14 Nordzucker

Contentverzamelaar

C-148/14 Nordzucker

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   20 mei 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   06 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   06 juli 2014
Trefwoorden: broeikasgasemissierechten

Onderwerp
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad

Verzoekster komt op tegen een bestuurlijke boete op grond van de DUI wet op de handel in broeikasgasemissierechten. Zij is de voormalige exploitant van een in 2008 gesloten suikerfabriek die onder de DUI regeling viel. Zij hergebruikte een deel van de tijdens het productieproces ontstane stoom voor een drooginstallatie. Het competente ministerie had aangegeven dat drooginstallaties in de suikerindustrie niet aan de regeling emissiehandel zijn onderworpen. Maar dit zou niet gelden voor een aanwezige neveninstallatie voor opwekking stroom uit stoom.
Verzoeksters emissieverslag uit 2005 geeft het totaal aan uitstoot kooldioxide aan, maar dat is exclusief de uitstoot in verband met de voor de drooginstallatie bestemde stoomproductie. Het verslag wordt eerst (op deelstaatniveau) goedgekeurd maar na doorzending naar de federale overheid krijgt verzoekster het verzoek het verslag bij te stellen en wordt haar een bestuurlijke boete opgelegd. Verzoeksters bezwaar wordt afgewezen, bij het Verwaltungsgericht worden de bestreden beschikking nietig verklaard, het Oberverwaltungsgericht wijst verweerders (DUI staat) beroep af. De zaak ligt nu voor bij het Bundesverwaltungsgericht.

De verwijzende DUI rechter (Bundesverwaltungsgericht) vraagt zich af of hier sprake kan zijn van overmacht (volgens rechtspraak van het Bundesverwaltungsgericht kan ook een handeling van een autoriteit die in strijd is met het recht of de goede trouw worden beschouwd als een geval van overmacht. In de DUI regeling is de rol van de (federale) verificateur doorslaggevend; op deelstaatniveau wordt slechts steekproefgewijs gecontroleerd. De cijfers van de verificateur worden uiteindelijk als tabel opgenomen in het register emissiehandel. Aangezien uit de DUI regelgeving geen doorslaggevend antwoord kan worden geput legt hij de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Dient artikel 16, leden 3 en 4, van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad aldus te worden uitgelegd dat de sanctie wegens overmatige emissie ook moet worden opgelegd wanneer de exploitant uiterlijk 30 april van een jaar een aantal emissierechten heeft ingeleverd dat gelijk is aan de totale emissies die hij heeft vermeld in zijn door een verificateur als bevredigend beoordeelde verslag over de emissies van de installatie in het voorgaande jaar, de bevoegde autoriteit echter na 30 april vaststelt dat de totale emissies in het geverifieerde emissieverslag ten onjuiste te laag zijn aangegeven, het verslag wordt gecorrigeerd en de exploitant de bijkomende emissierechten binnen de nieuwe termijn inlevert?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-203/12 Billerud
Specifiek beleidsterrein: IenM

Gerelateerde documenten