C-153/14 K et A

Contentverzamelaar

C-153/14 K et A

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   22 juli 2014
Trefwoorden: verblijfsvergunning (mvv – gezinshereniging); inburgering; EVRM/handvest

Onderwerp
- EVRM artikel 8 (recht op gezinsleven) en Handvest artikel 7 (idem)
- Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (Pb 2003 L 251 , met rectificatie in Pb 2012 L 71)

In mei 2011 is de aanvraag van (mw) K, Azerbeidjaanse nationaliteit, bij de NL ambassade in Ankara voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij echtgenoot afgewezen. Zij heeft een medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat zij lijdt aan diabetes mellitus, hypertensie, coronaire hartziekte, hypercholesterolemie en morbide obesitas, waardoor zij geen inburgeringsexamen in het buitenland zou hebben kunnen afleggen. Verweerder (StasVenJ) heeft gesteld dat de gezondheidsklachten van mw K geen aanleiding geven tot ontheffing van de plicht het inburgeringsexamen in het buitenland af te leggen. Hij bestrijdt ook dat de inburgeringsplicht niet verenigbaar is met RL 2003/86.
Hetzelfde geldt voor (mw) A, Nigeriaanse, die een aanvraag heeft ingediend bij de NL vertegenwoordiging in Abuja die in augustus 2009 wordt afgewezen. Ook hier is sprake van gezondheidsklachten (psychische problemen). Verweerder is van mening dat verzoekster A niet in aanmerking komt voor toepassing van de hardheidsclausule omdat zij geen enkele inspanning heeft verricht om het examen te halen.
In beide zaken is het bij de Rb ingestelde beroep van verzoeksters gegrond verklaard omdat de rechter oordeelt dat de inburgeringseis in strijd is met RL 2003/86.
Verweerder is in hoger beroep gegaan bij de RvS.
Een aanvraag voor een mvv (die in het buitenland moet worden aangevraagd en afgewacht) wordt aan dezelfde criteria getoetst als die waaronder een verblijfsvergunning wordt afgegeven. Het inburgeringsexamen is destijds ingesteld omdat zoals in de MvT bij de wet is opgenomen ‘voortdurende immigratie bij achterblijvende integratie kan leiden tot processen die op den duur marginalisering van bepaalde bevolkingsgroepen tot gevolg (kan) hebben…’. Vooral vrouwelijke huwelijksmigranten ondervinden problemen bij integratie in de samenleving.
De inburgeringseis (examen) is van kracht sinds 2011. Er zijn in het Vreemdelingenbesluit mogelijkheden tot ontheffing opgenomen en voorwaarden voor toepassing van de hardheidsclausule.

De verwijzende rechter (NL RvS) vraagt zich allereerst af of de NL inburgeringseis al dan niet in strijd is met EUrecht en stelt daarnaast een vraag over de kosten die vreemdelingen moeten maken voor het voldoen aan het vereiste van de inburgering. Niet alleen de kosten voor het pakket leermiddelen en het examen (de laatste kosten moeten steeds opnieuw worden voldaan zolang de toets niet is gehaald), maar ook de bijkomende kosten voor het (iedere keer) reizen naar een NL vertegenwoordiging om een toets af te leggen.
1.a Kan de term 'integratievoorwaarden' - vervat in artikel 7, tweede lid, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251 , met rectificatie in PB 2012 L 71) - zo worden geïnterpreteerd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van een gezinslid van een gezinshereniger mogen verlangen dat dit gezinslid aantoont te beschikken over kennis van de officiële taal van die lidstaat op een niveau dat overeenstemt met niveau A 1 van het Europees Referentiekader van Moderne Vreemde Talen, alsmede over kennis op basisniveau van de samenleving van die lidstaat, alvorens deze autoriteiten aan dit gezinslid toestemming voor toegang en verblijf verlenen?
1.b Is voor het antwoord op deze vraag van belang dat, mede in het kader van de evenredigheidstoets zoals omschreven in het Groenboek van de Europese Commissie van 15 november 2011 inzake het recht op gezinshereniging, volgens nationale regelgeving waarin het onder 1.a vermelde vereiste is vervat, de aanvraag om toestemming voor toegang en verblijf, behoudens de omstandigheid dat het gezinslid heeft aangetoond door een geestelijke of lichamelijke beperking blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen af te leggen, slechts niet wordt afgewezen indien een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden zich voordoet die de aanname rechtvaardigt dat het gezinslid blijvend niet in staat is om aan de integratievoorwaarden te voldoen?
2. Staat het doel van richtlijn 2003/86/EG en in het bijzonder artikel 7, tweede lid ervan, gelet op de evenredigheidstoets zoals omschreven in voormeld Groenboek, eraan in de weg dat de kosten van het examen waarbij wordt getoetst of het gezinslid aan voormelde integratievoorwaarden voldoet € 350,- bedragen voor iedere keer dat het examen wordt afgelegd en dat de eenmalige kosten voor het pakket om het examen voor te bereiden € 110,- bedragen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-578/08 Chakroun; C-155/11 PPU Imran;  C-138/13 Dogan
Specifiek beleidsterrein: VenJ (DVB)

Gerelateerde documenten