C-154/15 Gutiérrez Naranjo

Contentverzamelaar

C-154/15 Gutiérrez Naranjo

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 mei 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 juni 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   12 juli 2015
Trefwoorden: consumentenbescherming; gevolgen nietigverklaring; rechtszekerheidbeginsel

Onderwerp
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Pb L 95, blz. 29)

Verzoeker Francisco Gutiérrez Naranjo heeft een hypothecaire lening afgesloten bij verweerster BBK Bank Cajasur. Hij is een procedure begonnen wegens een oneerlijk beding (‘bodemrentebeding’) in de contractsvoorwaarden en hij vordert naast nietigverklaring terugbetaling van de reeds betaalde termijnen vanaf de ingang van het contract waarin het vermeende oneerlijke beding is opgenomen.

De verwijzende SPA rechter (Juzgado de lo Mercantil nº 1 de Granada) overweegt als volgt. Er liggen in SPA veel van dergelijke verzoeken op beoordeling te wachten sinds het Tribunal Supremo op 09-05-2013 een arrest heeft gewezen waarin het een uitzondering heeft gemaakt op de terugwerkende kracht van een gerechtelijke uitspraak in een collectieve procedure: Het SPA rechtssysteem werkt volgens de principes quod nullum est nullum effectum producit (wat nietig is kan geen gevolgen hebben), de restitutio in integrum en geldigheid ex tunc. De ‘restitutio’ is echter geen absoluut automatisme. Beperking van de terugwerkende kracht is mogelijk op grond van het beginsel van rechtszekerheid. Belangrijkste doel van de restitutioregel is te voorkomen dat één van de partijen ongerechtvaardigd wordt verrijkt ten koste van de andere. Zoals ook het HvJEU in uitspraken heeft geoordeeld bepalen twee criteria of beperkingen mogen worden gesteld: de goede trouw en het gevaar voor ernstige verstoringen. In de zaak (in 2013) gaat het om bodemrentebedingen die rechtmatig zijn. Er is wel sprake van gebrek aan transparantie, hetgeen echter geen inherente eigenschap is van de bedingen zelf. Het Tribunal Supremo beslist dan ook in die zaak dat terugwerkende kracht moet worden onthouden wegens het risico van ernstige verstoringen van de openbare economische orde.
Sinds dit arrest hebben de SPA rechtbanken verschillende uitspraken gedaan, met, zonder of met gematigde toepassing van de ex tunc-regel.
De verwijzende rechter heeft in een uitspraak van 24-11-2014 beslist dat, omdat de daar neergelegde vordering was ingesteld na bovengenoemde uitspraak van het Tribunal Supremo over de geldigheid van bodemrentebedingen, de nietigheid de geldigheid van de voor die uitspraak verrichte betalingen niet aantast.
In een wet van 27 maart 2014 is bepaald dat bij terugvordering de gevolgen van de nietigheid ex tunc of ex nunc kunnen worden vastgesteld, maar matiging van de vordering is daarin geen optie. Onder verwijzing naar de artikelen 6 en 7 van RL 93/13 legt de verwijzende rechter het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Is de uitleg van „niet-bindendheid” in artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG in de voorliggende omstandigheden verenigbaar met een uitlegging volgens welke de gevolgen van de nietigverklaring van het betrokken beding zich niettemin uitstrekken over de periode tot aan de uitspraak van de nietigverklaring? Met andere woorden, ook al wordt een beding nietig verklaard, moeten de gevolgen die dat beding heeft teweeggebracht toen het nog van kracht was, worden geacht hun geldigheid of werking niet te verliezen?
2. Wanneer een beding in het kader van een individuele vordering van een consument nietig wordt verklaard, is dan een bevel tot staking van het gebruik van dat beding (opgelegd overeenkomstig artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1,) verenigbaar met een beperking van de gevolgen van de nietigverklaring? Bestaat de mogelijkheid tot matiging (door de rechter) van de verplichting van de verkoper tot teruggave van hetgeen de consument betaald heeft krachtens een beding dat ex tunc nietig wordt verklaard wegens gebrek aan informatie en/of transparantie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/03 Skov et Bilka; C-263/10 Nisipeanu; C-92/11 RWE Vertrieb
Specifiek beleidsterrein: VenJ mede EZ

Gerelateerde documenten