C-157/20 Eurowings

Contentverzamelaar

C-157/20 Eurowings

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    9 juni 2020
Schriftelijke opmerkingen:                    26 juli 2020

Trefwoorden : compensatie luchtpassagiers; staking cabinepersoneel;

Onderwerp :

•          Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 van 11 februari 2004;

 

Feiten:

Verzoeker had bij de verwerende luchtvaartmaatschappij een vlucht geboekt van Milaan-Malpensa naar Düsseldorf die op 20 november 2018 had moeten plaatsvinden. De verwerende luchtvaartmaatschappij had ook de intentie om deze vlucht uit te voeren. Wegens een vakbondsstaking van het cabinepersoneel van verweerster met standplaats op de luchthaven van Düsseldorf werd de vlucht geannuleerd. Verzoeker heeft jegens de verwerende luchtvaartmaatschappij betaling gevorderd van een compensatie ter hoogte van 250 EUR, alsook een vergoeding van vertragingsrente. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen met als motivering dat de vakbondsstaking van het cabinepersoneel van verweerster aan te merken is als een ‘buitengewone omstandigheid’. Tegen deze uitspraak is verzoeker in hoger beroep gegaan bij de verwijzende rechter.

 

Overweging:

Of het beroep van verzoeker slaagt, hangt in beslissende mate af van het antwoord op de vraag of en onder welke voorwaarden een vakbondsstaking van het cabinepersoneel van verweerster aan te merken is als een voorval in de zin van artikel 5, lid 3, van de passagiersrechtenverordening. De verwijzende rechter stelt zich op het voorlopige standpunt dat de staking niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, aangezien een dergelijke aanname niet langer is toegestaan op grond van rechtspraak van het Hof.

 

Prejudiciële vraag:

Is een vakbondsstaking van het eigen personeel (in casu het cabinepersoneel) van een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, aan te merken als een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening [Or. 2] (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 van 11 februari 2004 [OMISSIS]?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: IATA en ELFAA (C-344/04); (C-549/07); (C-195/17, C-197/17– C-203/17, C-226/17, C-228/17, C-254/17, C-274/17, C-275/17, C-278/17– C-286/17 en C-290/17–C-292/17);

Specifiek beleidsterrein: IenW