C-158/15 Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ)

Contentverzamelaar

C-158/15 Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ)

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   01 juni 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   18 juni 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   18 juli 2015
Trefwoorden: broeikasgasemissierechten


Onderwerp
- Richtlijn 2003/87/EG van het EP en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Pb 2003, L275);
- Verordening 601/2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen
- Verordening nr. 421/2014 van het EP en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (enz), met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast (Pb 2014, L129)

Verzoekster EPZ exploiteert sinds 1987 nabij Borssele de enige kerncentrale van NL, een windpark en een kolencentrale. De kolen voor de centrale (verbruik 2.500.000 kilo per dag) worden per schip aangeleverd in een haven en door een stuwadoor verder getransporteerd naar het ‘kolenpark’ op het terrein van EPZ. De afstand tussen (het hart van) het ‘kolenpark’ en de centrale bedraagt ca. 800 meter. De kolen worden door een transportband die over een openbare weg loopt naar de centrale vervoerd. EPZ heeft in januari 2005 een emissievergunning gekregen in de zin van de Wmb.
In deze zaak gaat het om het laatste monitoringplan, ingediend in juli 2012. Verweerster NEa (NL emissieAut) heeft EPZ toen laten weten dat dit plan aanpassing behoefde. Bij besluit van 30-08-2013 heeft NEa het door EPZ aangepaste plan van 19-08-2013 ambtshalve gewijzigd. Op 18-09-2013 verzoekt EPZ dit plan te wijzigen door de geleverde hoeveelheid kolen te verminderen met een vast percentage van 1,6% voor logistieke verliezen. Het gaat om verwaaiing bij transport, verlies door broei tijdens opslag en stookwaardevermindering door vochttoename. NEa weigert bij besluit van 08-11-2013 deze wijziging toe te staan wegens strijd met monitoringVo. 601/2012. De vermindering kan volgens NEa niet worden beschouwd als ‘brandstof die de installatie verlaat’ als bedoeld in artikel 27 van die Vo. Partijen worden het slechts gedeeltelijk eens (wel correctie voor verwaaiing, niet voor stookwaarde-vermindering). De zaak ligt nu voor bij de verwijzende rechter (NL RvS) waar nog in geschil is of er correctie voor logistiek verlies als gevolg van broei mag plaatsvinden. EPZ stelt dat het geen invloed heeft op het proces van broei dat inherent is aan het gebruik van kolen en dat het haar evenmin financieel voordeel oplevert. De vraag is of in de voorliggende situatie de verbrandingsinstallatie kan worden gerekend tot de installatie als bedoeld in de ETS-RL. Verzoekster stelt dat het proces van broei niet in de technische eenheid plaatsvindt waar de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden, maar in de 800 meter verwijderde opslaglocatie. De centrale is niet technisch en functioneel afhankelijk van die locatie. Verweerster bestrijdt dat: de samenhang blijkt uit het (noodzakelijke) transport vanuit de opslaglocatie naar de centrale.
De verwijzende rechter legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1) Valt een situatie als de onderhavige, waarbij kolen worden opgeslagen in een kolenpark waar emissies van C02 plaatsvinden als gevolg van broei, het hart van het kolenpark zich op ongeveer 800 meter afstand van de rand van de kolencentrale bevindt, beide percelen van elkaar worden gescheiden door een openbare weg en de kolen vanuit de opslaglocatie via een transportband die over de weg heen loopt naar de centrale worden vervoerd, onder de reikwijdte van het begrip installatie als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder e, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB 2003/275)?
2) Wordt met 'brandstof die de installatie verlaat' in artikel 27, tweede lid, van Verordening nr. 601/2012 van de Europese Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2012, L181), de situatie bedoeld als in dit geval waar kolen tijdens de opslag in het kolenpark verloren gaan door verbranding ten gevolge van broei?

Specifiek beleidsterrein: IenM, mede EZ

Gerelateerde documenten