C-158/16 Vega González

Contentverzamelaar

C-158/16 Vega González

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   9 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       25 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   25 juni 2016
Trefwoorden: ambtenaren; arbeidsvoorwaarden; gelijke behandeling

Onderwerp
Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

Verzoekster werkt vanaf 15-04-2011 vier jaar als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de administratie van het Prinsdom Asturië (verweerster). Zij wordt in mei 2015 als afgevaardigde gekozen in het regionale parlement en vraagt daartoe haar werkgever om verlof wegens bijzondere diensten, subsidiair verlof om redenen van persoonlijke aard toe te kennen. De verwerende administratie wijst het verzoek af omdat de ambtelijke standen in kwestie uitsluitend van toepassing zijn op ambtenaren in vaste dienst. Verzoekster maakt bezwaar dat wordt afgewezen (22-10-2015) waarna zij in beroep gaat. Zij meent dat een vraag aan het HvJEU noodzakelijk is maar verweerster is het daar niet mee eens omdat RL 1999/70 niet van toepassing zou zijn. Ambtelijke standen zijn geen arbeidsvoorwaarden maar instrumenten die de loopbaan regelen voor de verschillende categorieën ambtenaren. Deze ambtelijke standen kunnen niet aan functionarissen in tijdelijke dienst worden toegekend omdat deze standen toegespitst zijn op de situatie van ambtenaren in vaste dienst.

De verwijzende SPA rechter (Administratieve rechter Oviedo) leest in clausule 4 van de raamovereenkomst (‘non-discriminatiebeginsel’) dat een werknemer die niet in vaste dienst is niet minder gunstig behandeld mag worden dan de werknemers die wel een vast dienstverband hebben, en wijst op jurisprudentie van het HvJEU waarin dit is bevestigd. Hij ziet geen objectieve rechtvaardiging voor het in deze zaak aan de orde zijnde verschil in behandeling, met name gezien de duur van verzoeksters tewerkstelling. Het draait om het begrip ‘arbeidsvoorwaarden’ onder het kopje ‘discriminatieverbod’(clausule 4 van de RL). De verwijzende rechter wil nadere uitleg in verband met ambtenaren in tijdelijke dienst die om opschorting van hun dienstbetrekking vragen, in het bijzonder wanneer zij in een vertegenwoordigende politieke functie gekozen worden. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
– Moet het begrip “arbeidsvoorwaarden” in clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat het eveneens betrekking heeft op de juridische situatie dat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die zijn gekozen in een vertegenwoordigende politieke functie, zoals werknemers in vaste dienst, hun werkgever om opschorting van de dienstbetrekking kunnen verzoeken en deze kunnen verkrijgen, met de mogelijkheid om na afloop van het betrokken politieke mandaat terug te keren naar hun oude functie?
– Moet het discriminatieverbod dat is vervat in clausule 4 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, aldus worden uitgelegd dat dit verbod zich verzet tegen een nationale regeling zoals artikel 59, lid 2, van Ley 3/1985 de ordenación de la función pública Asturiana [wet 3/1985 van het Principado de Asturias van 26 december 1985 inzake de organisatie van het ambtenarenapparaat van de overheid van het Principado de Asturias], waarin het recht op toekenning van de ambtelijke stand van verlof wegens bijzondere diensten volkomen wordt ontzegd aan ambtenaren in tijdelijke dienst die worden gekozen als lid van het regionale parlement, terwijl dit recht wel wordt toegekend aan ambtenaren in vaste dienst?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-444/09 Gavieiro Gavieiro; C-456/09 Torres; C-556/11 Martínez;
Specifiek beleidsterrein: BZK en SZW

Gerelateerde documenten