C-16/14 Property Development Company

Contentverzamelaar

C-16/14 Property Development Company

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 maart 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   20 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   20 april 2014
Trefwoorden: btw

Onderwerp: Zesde BTW-richtlijn 77/388

Verzoekster laat in de periode 1991 - 1994 een kantoorpand bouwen met het doel dit te verkopen. In afwachting van de verkoop wordt in de jaren 1995 t/m 1997 en 1999 een deel van het gebouw verhuurd. Verzoekster boekt het gebouw als voorraad en heeft steeds de btw op leveringen en diensten met betrekking tot de bouw afgetrokken. Bij de waardering van de voorraad heeft zij in het kader van de waarderingsregels de intercalaire interesten  mee geactiveerd.
Een controle door de belastinginspectie (verweerster) in november 1998 brengt inbreuken aan het licht op artikel 12 van de BEL btw-wet (waarin onttrekking van een gebouw, bijvoorbeeld door verhuur, gelijk wordt gesteld aan ‘levering’) en verzoekster krijgt forse naheffingen.
In eerste aanleg wordt verzoekster in het ongelijk gesteld omdat de rechter oordeelt dat verweerster er terecht vanuit mocht gaan dat de intercalaire interesten betrekking hadden op het bouwproject en niet bestemd waren voor de financiering van het algemene bedrijfskapitaal. Verzoekster gaat in hoger beroep (Hof van Antwerpen) waar het vonnis van de Rb wordt vernietigd omdat verzoeksters btw-aangifte niet als verjaringstuitende erkenning gezien mag worden. Daarop gaat verweerster in cassatie waar de zaak gedeeltelijk wordt vernietigd en gedeeltelijk wordt terugverwezen naar het Hof van Gent. Resterend strijdpunt is de btw-schuld van verzoekster van na 1995.

Voor de verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep van Gent) blijft de vraag of de intercalaire interest in aanmerking genomen mag worden bij het bepalen van de maatstaf van heffing van de verschuldigde btw ten gevolge van de verhuur van het pand. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Maakt de intercalaire interest die overeenkomstig artikel 35, lid 4 van de vierde richtlijn 78/660/EEG (van de Raad van 25 juli 1978) in de vervaardigingskosten mag•worden opgenomen voor zover zij op de productieperiode betrekking heeft, deel uit van de maatstaf van heffing van een onttrekking zoals bedoeld in artikel 5, lid 6 van de zesde richtlijn 77/388/EEG (van de Raad van 17 mei 1977), met name van de ‘kostprijs’ bepaald in artikel 11.A, lid 1, b) van die zesde richtlijn en/of de bijkomende kosten bedoeld in artikel 11.A, lid 2 van die zesde richtlijn?”

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten