C-16/23 FA.RO. di YK & C.

Contentverzamelaar

C-16/23 FA.RO. di YK & C.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    17 maart 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    3 mei 2023

Trefwoorden: tabaksproducten, interne markt, diensten, noodzaak en evenredigheid

Onderwerp: Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt

Feiten:

De verzoekende partij is al vele jaren houder van een aanvullende vergunning voor de verkoop van tabaksproducten in de zaak „Bar Rino”. Het Agentschap is een procedure begonnen die strekte tot intrekking van een aanvullende verkoopvergunning, omdat het hoofdverkooppunt van tabaksproducten – waaraan de aanvullende verkoopvergunning van de verzoekende partij is verbonden – dat is gesitueerd op een afstand van minder dan 300 meter, in mei 2021 een sigarettenautomaat heeft geplaatst. Op grond van de geldende regeling kan de aanvullende verkoopvergunning daardoor niet worden gehandhaafd. YK, wettelijk vertegenwoordiger van FA.RO., heeft de overheid daarom gemeld dat het noodzakelijk is een nieuw gewoon verkooppunt in te richten in „Bar Rino”, en daarbij heeft hij aan de hand van een aantal indicatieve feiten een grote toeloop van consumenten beschreven. Het Agentschap heeft de aanvraag van verzoekster echter afgewezen op grond dat niet was voldaan aan de in de geldende regeling gestelde eisen inzake afstand en het aantal verkooppunten per inwoners. Met haar beroep bij de Tribunale Amministrativo Regionale della Liguria heeft de verzoekende partij de voorlopige opzet van een plan en het daaropvolgende definitieve plan voor het inrichten van nieuwe gewone verkooppunten van monopoliegoederen in Liguria in het tweede halfjaar van 2022 aangevochten, voor zover daarin niet is voorzien in een nieuw verkooppunt in de zaak van de verzoekende partij. De verzoekende partij is van mening dat de overheid niet automatisch de in de nationale regeling vastgelegde criteria had moeten toepassen, maar de noodzaak en de evenredigheid van de aan de vrije toegang tot de dienstenmarkt gestelde beperkingen had moeten onderzoeken.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter is het voor de oplossing van het geschil noodzakelijk vast te stellen of de criteria betreffende de afstand en de verhouding tussen verkooppunten en ingezeten bevolking, die door de nationale bepalingen worden gesteld voor de afgifte van bewijzen van bekwaamheid, verenigbaar zijn met artikel 15, lid 3, van richtlijn 2006/123/EG, zowel wat betreft de noodzaak als de evenredigheid daarvan. Wat betreft de noodzaak is de dwingende reden voor de wetgever om beperkende maatregelen op te leggen de bescherming van de volksgezondheid tegen de risico’s die het gevolg zijn van tabaksproducten. Volgens de verwijzende rechter is het twijfelachtig of de geldende beperkingen noodzakelijk zijn voor de bescherming van de volksgezondheid, omdat zij om verschillende redenen niet werkelijk geschikt lijken te zijn om de consumptie van tabaksproducten te ontmoedigen. Wat betreft de evenredigheid zouden de beperkingen die door de Italiaanse regelgeving worden opgelegd, ook als zij noodzakelijk worden geacht, strikter kunnen blijken te zijn dan noodzakelijk om het doel van de bescherming van de gezondheid te bereiken door middel van een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod, vanwege hun starheid (minimumafstand) en het verband met alleen bevolkingsgegevens (ingezeten bevolking).

Prejudiciële vragen:

1) Dienen artikel 15 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, en de artikelen 49, 56 en 106, lid 2, VWEU, aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals die in het hoofdgeding, waarin aan de vergunning voor verkooppunten voor tabaksproducten beperkingen worden gesteld op basis van een geografische minimumafstand tussen dienstverrichters en de omvang van de ingezeten bevolking?

2) Dienen artikel 15 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, en de artikelen 49, 56 en 106, lid 2, VWEU, aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals die in het hoofdgeding, die de vergunning voor verkooppunten voor tabaksproducten laat afhangen van de naleving van vooraf vastgestelde criteria inzake een geografische minimumafstand tussen dienstverrichters en de omvang van de ingezeten bevolking, zonder de bevoegde overheidsinstantie in het geval niet aan die vereisten is voldaan, toe te staan andere objectieve feitelijke omstandigheden in beschouwing te nemen, die aantonen dat er in het concrete geval een behoefte aan die diensten bestaat?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: VWS, EZK

Gerelateerde documenten