C-161/15 Bensada Benallal

Contentverzamelaar

C-161/15 Bensada Benallal

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   29 mei 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   15 juni 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   15 juli 2015
Trefwoorden: handvest grondrechten; rechten verdediging; hoor en wederhoor

Onderwerp
Handvest grondrechten artikel 49 (legaliteits- en evenredigheidsbeginsel); artikel 51 (toepassingsgebied)

Verzoeker Abdelhafid Bensada Benallal heeft de SPA nationaliteit. In september 2012 krijgt hij een vergunning tot verblijf als werknemer in BEL. In september 2013 wordt verzoekers verblijfsvergunning ingetrokken en wordt hem aangezegd het BEL grondgebied te verlaten wegens het verstrekken van misleidende informatie: de door hem opgegeven werkgever blijkt geen werknemers in dienst te hebben. Verzoeker gaat in januari 2014 in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Op 30-04-2014 wordt zijn beroep verworpen.
De zaak ligt nu in hoger beroep bij de verwijzende rechter (BEL RvS). Verzoeker verwijt verweerder (BEL Staat) niet te zijn gehoord alvorens het litigieuze besluit is genomen en dat hij daardoor niet in de gelegenheid is geweest verweer te voeren. Ook al omdat blijkbaar van hem verwacht werd dat hij bewijs zou leveren dat hij aan de voor een werkvergunning gestelde voorwaarden voldeed. Hij meent dat de rechter ambtshalve had moeten nagaan of verweerder zijn rechten heeft geëerbiedigd. Verweerder verwerpt dit omdat verzoeker dit pas in de cassatieprocedure opbrengt en het geen middel van openbare orde is. Artikel 41 Handvest eist niet dat met de vreemdeling een dialoog wordt aangegaan over de omstandigheden waarop hij zich beroept.
Verzoeker blijft erbij dat hij in zijn verzoekschrift uitdrukkelijk is opgekomen tegen het feit dat hij niet is gehoord.
De verwijzende rechter haalt arrest C-249/13 aan waarin het HvJEU heeft geoordeeld dat het recht van een persoon om door een nationale autoriteit te worden gehoord voordat die autoriteit een besluit neemt dat de belangen van de betrokkene op nadelige wijze kan beïnvloeden, deel uitmaakt van de eerbiediging van de rechten van verdediging, dat een algemeen beginsel van het recht van de EU is. Hij vraagt zich echter af of dit beginsel in de rechtsorde van de EU dezelfde plaats inneemt als die welke voorschriften van openbare orde van BEL recht in intern recht innemen en of het gelijkwaardigheidsbeginsel vereist dat het middel voor het eerst kan worden aangevoerd voor de RvS, uitspraak doende als cassatierechter, zoals in intern recht is toegestaan voor middelen van openbare orde. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Heeft het algemene Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van verdediging, waarvan deel uitmaakt het recht van een persoon om door een overheidsinstantie te worden gehoord voordat die instantie een besluit neemt dat de belangen van de betrokkene op nadelige wijze kan beïnvloeden, zoals een besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning, in de rechtsorde van de Europese Unie dezelfde waarde als die welke voorschriften van openbare orde van Belgisch recht in intern recht hebben en vereist het gelijkwaardigheidsbeginsel dat het middel dat is ontleend aan schending van het algemene Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van verdediging, voor het eerst kan worden aangevoerd voor de Raad van State, uitspraak doende als cassatierechter, zoals in intern recht is toegestaan voor middelen van openbare orde?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-222/05 – C-225/05 van der Weerd e.a.; C-40/08 Asturcom Telecomunicaciones; C-249/13 Khaled Boudjlida; C-383/13 G et R
Specifiek beleidsterrein: VenJ en BZ

Gerelateerde documenten