C-161/16 Airhelp

Contentverzamelaar

C-161/16 Airhelp

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   10 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       26 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   26 juni 2016
Trefwoorden: luchtvaart; compensatieregeling luchtreizigers (‘zuigeling’)

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

Een echtpaar met een zoon van nog geen twee jaar oud reist op 05-05-2015 met Thomas Cook Airlines Scandinavia (verweerster) van Stockholm/ZWE naar Palma/SPA. De vlucht, geboekt bij touroperator Ving, loopt vertraging op van meer dan drie uur. De zoon heeft geen eigen zitplaats, zit bij een van de ouders op schoot, maar is wel geregistreerd als afzonderlijk reiziger. Verzoekster (Airhelp Hong Kong…) heeft bij overeenkomst de vordering van de reiziger (de zaak gaat alleen over de zoon) overgenomen en verweerster gemaand tot betaling van de compensatie van € 400 + gerechtelijke kosten, advieskosten en wettelijke rente. Verweerster stelt dat de zoon tijdens de reis jonger dan twee jaar was en daarom wordt gedefinieerd als ‘zuigeling’ waarvoor geen recht op schadevergoeding geldt omdat daarvoor geen bevestigde boeking bestaat (zoals vereist in Vo. 261/2004). Onder bevestigde boeking dient een ‘gereserveerde zitplaats’ te worden verstaan. Dat er een recht op vervoer bestaat is niet voldoende, in de Vo. wordt het begrip ‘boeking’ gebruikt, niet ‘ticket’. Er is ook niet voor een ticket betaald, de reissom voor het kind is een toeslag op het ticket van de ouders, zodat evenmin sprake is van een rechtstreeks of indirect toegankelijk ticket voor het publiek, eveneens een eis voor een recht op schadevergoeding. Verzoekster repliceert dat bij veel luchtvaartmaatschappijen geen zitplaats wordt toegewezen vóór het aan boord gaan.

De verwijzende ZWE rechter (Rb) stelt vast dat de belangrijkste geschilpunten tussen partijen betrekking hebben op uitleg van het begrip ‘boeking’ in Vo. 261/2004, of in casu sprake is van ‘gratis reizen’ en of een ticket voor een kind op schoot moet worden geacht rechtstreeks of indirect toegankelijk te zijn voor het publiek. Aangezien het HvJEU zich nog niet over een dergelijke kwestie heeft gebogen, legt hij de volgende vragen voor:
a. Dienen de artikelen 2, onder g), en 3, lid 2, onder a), van [verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91] aldus te worden uitgelegd dat enkel compensatie moet worden betaald wanneer een passagier een gereserveerde zitplaats heeft (dat wil zeggen hij heeft recht op een eigen zitplaats in het vliegtuig), of is het daarvoor voldoende dat hij een bevestigde boeking voor de vlucht heeft (dat wil zeggen hij heeft het recht om met het vliegtuig te worden vervoerd)?
b. Dient een gereduceerd tarief voor een kind dat tijdens de luchtreis geen eigen zitplaats heeft maar in gezelschap van andere passagiers reist, te worden geacht rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk te zijn in de zin van artikel 3, lid 3, van de verordening?
Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ

Gerelateerde documenten