C-165/14 Rendón Marín

Contentverzamelaar

C-165/14 Rendón Marín

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 mei 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   16 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   16 juli 2014
Trefwoorden: verblijfsvergunning; burgerschap van de Unie

Onderwerp: -VWEU artikel 20 (burgerschap)

Verzoeker Alfredo Rendón Marín (wiens nationaliteit niet wordt onhuld) is een procedure begonnen wegens de afwijzing van zijn verzoek om een SPA verblijfsvergunning. Hij heeft twee kinderen, een zoon met de SPA nationaliteit en een dochter met de POL nationaliteit. Omdat van de dochter de verblijfplaats van de moeder onbekend is heeft hij over haar exclusief gezag. Struikelpunt is dat verzoeker in SPA een strafblad heeft wegens huiselijk geweld, waardoor hij niet aan de in de SPA vreemdelingenwet gestelde voorwaarden voldoet om een verblijfsvergunning te krijgen. Hij is in 2009 voorwaardelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden; er loopt nog een procedure om zijn strafblad te wissen. Verzoeker beroept zich op de arresten in de zaken Zu/Chen en Zambrano: het burgerschapsartikel staat eraan in de weg dat een verblijfsvergunning wordt ontzegd aan een derdelander die een minderjarig kind heeft dat Unieburger is.

De verwijzende SPA rechter constateert dat anders dan in de genoemde arresten hier de bijzondere omstandigheid aan de orde is dat verzoekers aanvraag is geweigerd op de wettelijke grond dat het niet is toegestaan een vergunning te verlenen aan een aanvrager die een strafblad heeft. Hij vraagt zich af of deze nationale regeling verenigbaar is met EURrecht, en legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Is een nationale wettelijke regeling die de toekenning van een verblijfsvergunning aan een ouder van een minderjarige burger van de Unie te zijnen laste uitsluit omdat die ouder in het land van de aanvraag een strafblad heeft, hoewel dit ertoe leidt dat de minderjarige wordt gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten omdat hij met zijn ouder moet meegaan, verenigbaar met artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals uitgelegd in het licht van de arresten van 19 oktober 2004 (zaak C-200/02) en 8 maart 2011 (zaak
C-34/09)?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-200/02 Zu et Chen; C-34/09 Zambrano
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten