C-165/16 Lounes

Contentverzamelaar

C-165/16 Lounes

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   10 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       26 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   26 juni 2016
Trefwoorden: vrij personenverkeer; gezinshereniging met genaturaliseerd staatsburger

Onderwerp
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, (enz)

Verzoeker is in 2010 op een toeristenvisum voor zes maanden het VK binnengekomen en daarna (illegaal) gebleven. In januari 2014 huwt hij met Ormazabal, van oorsprong SPA, die sinds 1996 in VK verblijft, aldaar heeft gestudeerd en in 2009 is genaturaliseerd (met behoud van de SPA nationaliteit). Op grond van het huwelijk vraagt verzoeker op 15-04-2014 een EER-verblijfskaart aan; op 14-05-2014 krijgt hij een verwijderingsbesluit van de immigratieAut (verweerster) omdat als gevolg van de gewijzigde definitie van een EER-burger in de EER-immigratieregeling zijn echtgenote niet langer rechten aan RL 2004/38 kan ontlenen. Na arrest C-434/09 is de definitie van EER-burger aangevuld en luidt nu: ‘een burger van een EER-land niet tevens zijnde een staatsburger van het VK’, later nog gewijzigd in ‘Brits staatsburger’. Verzoeker vecht het besluit aan en wijst er met name op dat de zaak zich onderscheidt van die van McCarthy (C-434/09) omdat zijn echtgenote wel van haar recht op vrij verkeer gebruik heeft gemaakt. Hij voert aan dat een teleologische uitleg aan de RL moet worden gegeven die toepassing geeft aan de doelstellingen – met name dat het recht op vrij verkeer ook het recht omvat om door de echtgenoot te worden vergezeld, ongeacht diens nationaliteit. Dit recht wordt, nu het huwelijk na 2012 heeft plaatsgevonden, door de nieuwe regeling ten onrechte ingeperkt. Intrekking van verblijfsrecht is strikt beperkt en de RL voorziet daar niet in op grond van veranderde immigratierechtelijke wetgeving van het gastland. Verweerster is het niet eens met verzoekers uitleg van het McCarthy-arrest. Dat McCarthy geen beroep op de RL kon doen is bevestigd in C-456/12. Op grond van (inter)nationaal recht geeft de nationaliteit een onvoorwaardelijk verblijfsrecht, maar dit valt buiten de werkingssfeer van het EU-recht.

De verwijzende VK (High Court of Justice England and Wales) besluit een vraag aan het HvJEU voor te leggen omdat het hem onduidelijk is of de wijziging uit 2012 van de definitie van EER-burger in de EER immigratieregeling van 2006 en het besluit dat Ormazabal, die SPA staatsburger is, in het VK niet langer krachtens RL 2004/38 rechten aan haar Unieburgerschap kan ontlenen nadat zij tot Britse is genaturaliseerd, een onrechtmatige beperking vormen van het recht van vrij verkeer op grond van VWEU artikel 21 en RL 2004/38. Hij voegt nog toe dat het om een proefprocedure gaat en dat een aantal gelijksoortige zaken is aangehouden in afwachting van de uitspraak. De vraag luidt als volgt:
“Wanneer een Spaans staatsburger en Unieburger:
i) zich naar het Verenigd Koninkrijk begeeft om haar recht van vrij verkeer op grond van richtlijn 2004/38/EG uit te oefenen; en
ii) in het Verenigd Koninkrijk verblijft in de uitoefening van haar recht op grond van artikel 7 of artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG; en
iii) vervolgens de Britse nationaliteit verkrijgt, naast haar Spaanse nationaliteit, en dus een dubbele nationaliteit heeft; en
iv) enkele jaren nadat zij de Britse nationaliteit heeft verkregen, met een derdelander trouwt, met wie zij in het Verenigd Koninkrijk verblijft;
zijn zij en haar echtgenoot dan beide begunstigden in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG, zolang zij in het Verenigd Koninkrijk woont en zowel de Spaanse als de Britse nationaliteit bezit?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-162/09 Lassal; C-434/09 McCarthy; C-7/10 en C-9/10 Kahveci en Inan; C-456/12 O et B
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten