C-166/14 MedEval

Contentverzamelaar

C-166/14 MedEval

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 mei 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   13 juli 2014
Trefwoorden: overheidsopdrachten; beroepsprocedures; effectieve rechterlijke bescherming

Onderwerp
Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (enz)

Verzoekster verwijt het Hauptverband der österreichischen Sozialversicherungsträger (interveniënt in de nationale procedure) de aanbestedingsprocedure met betrekking tot het beheer van het „e-Medikation”-stelsel niet correct heeft georganiseerd door het ontbreken van de voorafgaande bekendmaking waarmee het gemeenschapsrecht zou zijn geschonden. Haar verzoek tot vernietiging wordt afgewezen wegens te late indiening; in het OOS recht zijn termijnen gesteld aan een verzetprocedure wegens vermeende inbreuk. Verzoekster gaat daartegen in beroep onder verwijzing naar arrest Uniplex waarin is bepaald dat het stellen van vervaltermijnen in zaken waarin een belanghebbende mogelijk nog geen kennis van een schending kan hebben, niet strookt met het vereiste van een effectieve rechterlijke bescherming.
De twee interveniërende partijen hebben in verweer aangegeven dat geen sprake is van schending van EU-recht. Uniplex is hier niet van toepassing omdat niet alleen de feitelijke omstandigheden verschillen maar ook een andere richtlijn (de nog geldende RL 89/665) van toepassing was.

De verwijzende OOS rechter vraagt zich af of de OOS regeling al dan niet in strijd is met het EU-recht, en in legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Moet het Unierecht – in het bijzonder het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel alsook richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten – aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die bepaalt dat een verzoek tot vaststelling van een inbreuk op het aanbestedingsrecht binnen zes maanden na sluiting van de overeenkomst moet worden ingediend, wanneer de vaststelling van een inbreuk op het aanbestedingsrecht niet alleen de voorwaarde vormt voor de nietigverklaring van deze overeenkomst, maar ook voor het instellen van een schadevordering?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-406/08 Unipex
Specifiek beleidsterrein: EZ mede BZK