C-167/18 Union Insular de CC.OO. de Lanzarote

Contentverzamelaar

C-167/18 Union Insular de CC.OO. de Lanzarote

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:      8 november 2018
Schriftelijke opmerkingen:                      25 december 2018

Trefwoorden: overgang van onderneming; cao; overheidsopdrachten

Onderwerp:

-           Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen.


Feiten:

Deze verwijzingsbeschikking is een aanvulling op een eerdere verwijzingsbeschikking van de Spaanse rechter. Het Hof had de verwijzende rechter verzocht, om in het licht van het vergelijkbare arrest in zaak C-60/17, mee te delen of hij de vragen in deze zaak wilde handhaven. Het Hof heeft in de eerdere zaak C-60/17 geoordeeld dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23/EG aldus moet worden uitgelegd dat het van toepassing is op een situatie waarin een opdrachtgever een met een onderneming gesloten overeenkomst voor de verrichting van diensten ter beveiliging van gebouwen heeft beëindigd en voor de verrichting van deze diensten een nieuwe overeenkomst heeft gesloten met een andere onderneming die krachtens een collectieve overeenkomst een wezenlijk deel – naar aantal en deskundigheid – van het personeel overneemt dat de vorige onderneming voor het verlenen van die diensten had ingezet, voor zover de transactie gepaard gaat met de overgang van een economische eenheid tussen de twee betrokken ondernemingen. De originele verwijzingsbeschikking in deze zaak ziet op een geschil tussen Union Insular de CC.OO. (verzoeker) en Aviation Services Lanzarote, S.L. (verweerder). Verzoeker heeft een collectieve vordering ingesteld tegen verweerder, wegens wijzigingen van collectieve arbeidsvoorwaarden. De rechter in eerste aanleg erkende het recht op een vrij weekend per maand van de deeltijd- en voltijdwerkers in vast dienstverband en van de tijdelijke werknemers  indien de operationele omstandigheden dit toelaten. Ook erkende de rechter het recht van de voltijdwerkers om geen gesplitste ploegendiensten te hebben en het recht van alle werknemers om op vrijdag kennis te nemen van hun werkroosters. Nadat beide partijen tegen deze uitspraak in beroep zijn gegaan, besliste de rechter om een prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.


Overweging:

De verwijzende rechter geeft aan dat zaak C-60/17 vaststelt dat de overgang waarin collectieve overeenkomsten in het geval van dienstverlenende ondernemingen voorzien, waar de arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit, betrekking heeft of kan hebben op een economische eenheid, in die zin dat indien de activiteit op grond van de bepalingen van de collectieve overeenkomst wordt voortgezet en de nieuwe onderneming een wezenlijk deel – naar aantal en deskundigheid – van het personeel overneemt dat zijn voorganger speciaal voor die taak had ingezet, er sprake is van de overgang van een economische eenheid die onder de regels van de richtlijn valt.  Dit is ook het antwoord op de eerste prejudiciële vraag van de onderhavige verwijzingsbeschikking, deze hoeft daarom niet meer te worden beantwoord. De verwijzende recht stelt dat de vragen die verband houden met de reeds door het Hof beantwoordde vraag wel door het Hof dienen te worden beantwoord. De reden hiervoor is dat de Spaanse Tribunal Supremo de rechtspraak van het Hof in beginsel heeft gevolgd. Sinds 2016 heeft de Tribunal Supremo echter herhaaldelijk geoordeeld dat van een onder de richtlijn vallende overgang van personeel geen sprake is in gevallen van door collectieve overeenkomsten opgelegde overgang of overname, maar alleen in gevallen waarin de overgang door alle partijen vrijwillig is aanvaard. Hiermee heeft hij dus een nieuwe categorie van overgang of overname heeft gecreëerd, namelijk de in de collectieve overeenkomst overeengekomen, of door de collectieve overeenkomst opgelegde overgang of overname, die niet onder de richtlijn valt, maar wordt geregeld door de collectieve overeenkomst zelf. De verwijzende rechter is daarom van mening dat de tweede prejudiciële vraag, de vraag of de rechtspraak van de Tribunal Supremo volgens welke er in gevallen van door collectieve overeenkomsten opgelegde overgang of overname geen sprake is van een overgang van onderneming, in overeenstemming is met de rechtspraak van het Hof, moet worden gehandhaafd. In lijn hiermee dient ook de vierde vraag te worden gehandhaafd, aangezien zij verschilt van de vraag die de Tribunal Supremo destijds heeft gesteld. De verwijzende rechter is dus van oordeel dat de tweede en vierde vraag dienen te worden gehandhaafd.


Prejudiciële vragen:

1.         Is artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, van toepassing wanneer een onderneming aan wie een opdracht was gegund, ophoudt de diensten te verrichten die hij met een klant was overeengekomen, als gevolg van beëindiging van de overeenkomst tot het afnemen daarvan, en arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit (de schoonmaak van de gebouwen) en de nieuw gekozen ondernemer voor het verrichten van die diensten een wezenlijk deel van het personeel overneemt dat voor het verrichten van die diensten was ingezet, indien deze overname van de arbeidsovereenkomsten geschiedt op grond van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de schoonmaaksector?

2.         Strookt de uitlegging van de Spaanse Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje), namelijk dat bij de overname van personeel op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst geen sprake is van overgang van ondernemingen omdat niet aan de vereiste van een vrijwillige overgang is voldaan en dat de richtlijn bijgevolg niet van toepassing is, met de communautaire richtlijn (zoals uitgelegd door het Hof)?

3.         Kunnen de voorschriften van de richtlijn in het geval van dienstenbedrijven zo worden begrepen dat wanneer in de collectieve arbeidsovereenkomst van de sector is voorzien in een verplichte overname van het personeel, er sprake is van een overgang van personeel en bijgevolg van een overgang van ondernemingen in de zin van die richtlijn?

4.         Strookt artikel 14 van Convenio Colectivo de Limpieza de Edificios y Locales de la Provincia de Las Palmas 2012/2014 (collectieve arbeidsovereenkomst in de sector schoonmaak van gebouwen en bedrijfsruimten in de provincie Las Palmas 2012-2014) met artikel 3 van de richtlijn? In dat artikel 14 is bepaald dat bij de overname van personeel op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst, de overgenomen werknemers de rechten en plichten die zij in de overdragende onderneming hadden en de bij collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde arbeidsvoorwaarden, niet behouden?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: CLECE, C-463/09; Temco, C-51/00; C-60/2017

Specifiek beleidsterrein: SZW