C-168/14 Grupo Itevelesa ea

Contentverzamelaar

C-168/14 Grupo Itevelesa ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   2 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   19 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   19 juli 2014
Trefwoorden: motorvoertuigen; dienstenrichtlijn; recht vrije vestiging

Onderwerp
- VWEU artikel 49 (vrije vestiging) en artikel 56 (vrij dienstenverkeer)
- Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt;
-Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens

Verweerster Oca, Inspección Técnica de Vehículos, S.A. vraagt vernietiging van een groot aantal bepalingen in een besluit van de regionale regering van Catalonië over het ruimtelijke spreidingsplan voor nieuwe vestigingen van stations voor technische controle van voertuigen. Het gaat om artikelen die specifiek betrekking hebben op de eigenaren van stations voor de technische controle van voertuigen en die in het vergunningstelsel een reeks van verplichtingen bevatten met betrekking tot de aanpassing aan een ruimtelijk spreidingsplan, maximum-marktaandeel, minimum-afstanden tussen vestigingen en andere economische voorwaarden. Verweerster had met name gewezen op onverenigbaarheid van bepalingen met de dienstenrichtlijn.
In april 2012 wordt verweerster in het gelijk gesteld voor wat betreft onverenigbaarheid met RL 2006/123. Verzoeksters hebben tegen dat vonnis beroep in cassatie ingesteld. Als eigenaren van stations voor technische controle van voertuigen worden zij door de nietigverklaring van de decreten getroffen.

De verwijzende SPA cassatierechter (Tribunal Supremo) vraagt zich af of de dienstenrichtlijn in deze zaak van toepassing is, zo niet dan vraagt hij toetsing aan VWEU artikel 49. Daarnaast speelt de vraag of de SPA regeling wel verenigbaar is met het EU-recht. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1.- Sluit artikel 2, lid 2, sub d, van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, activiteiten van technische controle van voertuigen van de toepassing van die richtlijn uit wanneer die, overeenkomstig de nationale regels, worden verricht door particuliere bedrijven onder het toezicht van de overheid van een lidstaat?
2.- Als het antwoord op die vraag ontkennend is (dat wil zeggen als de activiteiten van technische controle van voertuigen in beginsel binnen de werkingssfeer van richtlijn 2006/123/EG vallen), kan dan de uitsluitingsgrond van artikel 2, lid 2, sub i, van die richtlijn worden toegepast op grond dat de particuliere bedrijven die deze dienst verrichten bevoegd zijn om, als voorzorgsmaatregel, te besluiten tot een rijverbod voor voertuigen die zodanige veiligheidsgebreken vertonen dat het rijden ermee een onmiddellijk gevaar zou opleveren?
3.- Als richtlijn 2006/123/EG op de activiteiten van technische controle van voertuigen van toepassing is, maakt dan de uitlegging ervan in samenhang met artikel 2 van richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (of met de overeenkomstige bepaling van de daaraan voorafgaande richtlijn 96/96/EG) het in elk geval mogelijk die activiteiten afhankelijk te stellen van een voorafgaande vergunning van de overheid? Is de inhoud van punt 26 van het arrest van het Hof van 22 oktober 2009 (zaak C-438/08) van invloed op dat antwoord?
4.- Is een nationale regeling die het aantal vergunningen voor de vestiging van stations voor de technische controle van voertuigen afhankelijk stelt van de inhoud van een ruimtelijk spreidingsplan waarin, als rechtvaardigingsgronden voor een kwantitatieve beperking, de garantie van een adequate territoriale dekking, kwaliteitsborging van de dienst en bevordering van mededinging tussen de marktdeelnemers worden genoemd, daaronder begrepen elementen van economische planning, verenigbaar met de artikelen 10 en 14 van richtlijn 2006/123/EG of, als die richtlijn niet van toepassing is, met artikel 43 EG-Verdrag (thans artikel 49 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-438/08 CIE/POR
Specifiek beleidsterrein: IenM, mede EZ

Gerelateerde documenten