C-169/14 PPA Sánchez Morcillo et Abril García

Contentverzamelaar

C-169/14 PPA Sánchez Morcillo et Abril García

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 mei 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   6 juni 2014 (fatale termijn)
Mondelinge behandeling                      30 juni 2014
Trefwoorden: consumentenbescherming; handvest grondrechten; recht van verweer; ambtshalve toetsing

Onderwerp
- Handvest artikel 47 (rechtsbescherming)
- Richtlijn 93/13 (oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten)

SPA rechters hebben het druk met consumenten die in de knel komen door de crisis op de huizenmarkt. Het HvJEU heeft besloten deze zaak volgens de versnelde procedure (‘PPA’) te behandelen omdat hier (alweer) een hypothecaire uitwinning dreigt.
Verzoekers hebben in juni 2003 voor hun woning een hypothecaire lening afgesloten bij verweerster (Banco Bilbao Vizcaya Argentaria) voor een bedrag van € 300.500, terug te betalen in 396 maandelijkse termijnen. In december 2010 constateert verweerster dat verzoekers niet aan hun aflossingsverplichting voldoen en maakt gebruik van haar in de overeenkomst opgenomen bepaling van vervroegde opeisbaarheid en beëindiging van de schuld die op dat moment (inclusief de overeengekomen vertragingsrente van 19% per jaar en kosten) € 254.926,55 bedraagt. Verweerster verzoekt de rechter om openbare verkoop toe te staan zodat deze schuld kan worden afgelost.
Verzoekers verzetten zich tegen de executie omdat in de hypothecaire akte niet is vermeld dat deze executoire werking zou hebben en de geadieerde rechter onbevoegd zou zijn. Verzoekers worden in het ongelijk gesteld (omdat de regeling waarin de eis om dit te vermelden ten tijde van de afsluiting van de akte nog niet in werking was) en gaan in hoger beroep. De zaak zou volgens hen moeten worden behandeld door de rechter waar hun vrijwillige insolventieprocedure reeds aanhangig is.

Het probleem in deze steeds terugkerende SPA consumentenzaken is dat in het SPA recht geen hoger beroep openstaat als het verzet van de consument in eerste instantie wordt afgewezen. Het Spaanse Constitutionele Hof heeft zich herhaaldelijk uitgesproken over de beperking van de verweermiddelen van de partij waartegen de executie wordt gevraagd in de hypothecaire uitwinningsprocedure. Het heeft in alle gevallen geoordeeld dat er geen strijd is met het in de SPA grondwet verankerde beginsel van rechterlijke bescherming. In diverse arresten heeft het Constitutionele Hof verklaard dat de mogelijkheid om zich naderhand met een verzoek om een declaratoir vonnis tot de ter zake bevoegde rechter te wenden uitsluit dat het recht van verweer van de SPA grondwet in de hypothecaire uitwinningsprocedure wordt geschonden. In de SPA rechtspraak wordt derhalve het standpunt ingenomen dat de mogelijkheid om een declaratoir vonnis te vragen de rechten van de geëxecuteerde waarborgt, ook al belet dit de voortzetting van de uitwinnings-procedure en de openbare verkoop van de uitgewonnen eigendom niet.

In deze zaak verzetten verzoekers zich niet tegen het oneerlijke karakter van de (vertragings-)rente (19% per jaar) omdat die mogelijkheid ten tijde van de aanvang van hun procedure nog niet bestond. De verwijzende SPA rechter kan echter ambtshalve toetsen of de onderhavige bedingen al dan niet oneerlijk zijn. Hij twijfelt echter ‘ten zeerste’ of de rechtsbescherming voldoet indien door een wettelijke bepaling aan consumenten de toegang tot een hogere rechter wordt onthouden.
Aangezien hij zich afvraagt of dit verenigbaar is met RL 93/13 stelt hij de volgende vragen aan het HvJEU:
1) Verzet artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG, dat de lidstaten verplicht erop toe te zien dat er in het belang van de consumenten doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers, zich tegen een procesregel die, zoals artikel 695, lid 4, van het Spaanse wetboek van burgerlijke rechtsvordering, bij de regeling van het beroep tegen de beslissing op het verzet tegen de executie van verhypothekeerde of verpande zaken, uitsluitend het instellen van hoger beroep toestaat tegen de beschikking waarbij de beëindiging van de executie of de buitentoepassinglating van een oneerlijk beding wordt gelast en het beroep in de overige gevallen uitsluit, hetgeen rechtstreeks tot gevolg heeft dat, terwijl de executerende partij beroep kan instellen wanneer het verzet van de partij waartegen de executie wordt verzocht wordt toegewezen en de beëindiging van de procedure of de buitentoepassinglating van een oneerlijk beding wordt gelast[,] de consument/geëxecuteerde geen hoger beroep toekomt wanneer zijn verzet wordt afgewezen?
2) Is binnen de werkingssfeer van de Unierechtelijke bepalingen inzake consumentenbescherming, neergelegd in richtlijn 93/13/EEG, een bepaling van nationaal recht die, zoals artikel 695, lid 4, van het Spaanse wetboek van burgerlijke rechtsvordering, bij de regeling van het beroep tegen de beslissing op het verzet tegen de executie van verhypothekeerde of verpande zaken, uitsluitend het instellen van hoger beroep toestaat tegen de beschikking waarbij de beëindiging van de executie of de buitentoepassinglating van een oneerlijk beding wordt gelast en het beroep in de overige gevallen uitsluit, hetgeen rechtstreeks tot gevolg heeft dat, terwijl de executerende partij beroep kan instellen wanneer het verzet van de partij waartegen de executie wordt verzocht wordt toegewezen en de beëindiging van de procedure of de buitentoepassinglating van een oneerlijk beding wordt gelast[,] de geëxecuteerde geen hoger beroep toekomt wanneer zijn verzet wordt afgewezen, verenigbaar met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces op basis van „equality of arms”, neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-415/11 Aziz
Specifiek beleidsterrein: VenJ en EZ

Gerelateerde documenten