C-17/18

Contentverzamelaar

C-17/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    27 februari 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    13 april 2018

Trefwoorden: btw; onroerend goed;

Onderwerp:

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

Feiten:

Verdachten (V. Mailat en D.E. Mailat) zijn gedagvaard wegens onder andere belastingontduiking. In feite is vastgesteld dat in mei 2007 investeringswerkzaamheden waren beëindigd die in opdracht van de aangeklaagde handelsvennootschap Apcom (met als bestuurders de verdachten) in 2006 en 2007 werden uitgevoerd aan Restaurant Pescăruș voor een totaalbedrag van 2.328.488 RON en waarvoor die vennootschap de desbetreffende btw ten bedrage van 442.143 RON en de btw over de vaste activa en de inboedel ten bedrage van 254.241,26 RON heeft afgetrokken. Bij overeenkomst heeft de aangeklaagde vennootschap aan SC PESCĂRUȘ PRODCOMIMPEX SRL Sângeorgiu de Mureș het gehele voornoemde onroerend goed, de vaste activa en de inboedel met vrijstelling van btw verhuurd. Na de verhuur op 20.12.2007 van het onroerend goed, de vaste activa en de inboedel met vrijstelling van btw, is de aangeklaagde vennootschap Apcom op het ogenblik van de verhuur niet de verplichting nagekomen tot herziening ten gunste van de Staat van de afgetrokken belasting over de aan het onroerend goed verrichte werkzaamheden en over de gehuurde vaste activa en inboedel voor een totaalbedrag van 669.259 RON, wat een verlies betekende voor de geconsolideerde overheidsontvangsten op 25.12.2008. Aan de herzieningsverplichting moest krachtens artikel 149 van de belastingwetboek worden voldaan door het volledige afgetrokken btwbedrag in de btw-aangifte over december 2007 op te nemen als te betalen bedrag. In hun verweerschrift betogen de verdachten dat door de verhuur van het onroerend goed (Restaurantul Pescăruș), de vaste activa en de inboedel aan SC PESCĂRUȘ PRODCOMIMPEX SRL, in feite een overgang van onderneming in de zin van de artikelen 19 en 29 van richtlijn 2006/112 heeft plaatsgevonden, waardoor de handelsvennootschap Apcom het recht had om de volledige btw over de in de periode van 2006 t/m 2007 uitgevoerde moderniseringswerkzaamheden af te trekken, zonder echter op het ogenblik van de verhuur op 20.12.2007 de btw te hoeven herzien ten gunste van de Staat.

Overweging:

Indien de hierboven beschreven verhuurtransactie een overgang van onderneming in de zin van de artikelen 19 en 29 van richtlijn 2006/112 of de verhuur van een onroerend goed in de zin van artikel 135(1)l van die richtlijn is, vervalt de verplichting van de belastingplichtige om op het ogenblik van de verhuur van het onroerend goed, de vaste activa en de inboedel, de afgetrokken btw over de moderniseringswerkzaamheden te herzien ten gunste van de Staat. Bijgevolg zou een van de constitutieve elementen van het aan de verdachten ten laste gelegde strafbare feit van belastingontwijking ontbreken, zodat in casu de verdachten zouden moeten worden vrijgesproken. 

Prejudiciële vragen:

1. Vormt de sluiting van een overeenkomst op grond waarvan een vennootschap een onroerend goed waarin voordien restaurantactiviteiten plaatsvonden, samen met alle vaste activa en de inboedel, aan een andere vennootschap verhuurt en waarbij de hurende vennootschap dezelfde restaurantactiviteiten voortzet onder dezelfde naam, een overgang van onderneming in de zin van de artikelen 19 en 29 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is de beschreven verrichting dan een dienst die als verhuur van onroerende goederen in de zin van artikel 135, lid 1, onder l), van richtlijn 2006/112 kan worden aangemerkt dan wel een complexe dienst die niet als verhuur van onroerende goederen kan worden aangemerkt en die volgens de wet belastbaar is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: /

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal