C-17/22 en C-18/22 HTB Neunte Immobilien Portfolio e.a.

Contentverzamelaar

C-17/22 en C-18/22 HTB Neunte Immobilien Portfolio e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    24 maart 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    10 mei 2022

Trefwoorden : vennootschap, beleggingsfonds, openbaarmaking gegevens, AVG

Onderwerp :

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.

Feiten:

De nationale rechter is aangezocht om uitspraak te doen over twee gedingen waarin verzocht wordt om informatie te verstrekken en dus om gegevens openbaar te maken. Verzoeksters bezitten allebei indirect een deelneming in een beleggingsvennootschap die als commanditaire vennootschappen en dus als personenvennootschappen zijn georganiseerd. Verzoeksters verzoeken om openbaarmaking van alle leden van het publiek die een deelneming in de openbare beleggingsvennootschap hebben, in het bijzonder dus ook de namen en contactgegevens van alle commanditaire vennoten die indirect via een trustee een deelneming bezitten. Verzoeksters zelf zijn allebei een beleggingsfonds. Verweersters gaan ervan uit dat verzoeksters eerder de bedoeling hebben om de opgevraagde gegevens te gebruiken voor hun eigen financiële belangen, om reclame te maken voor hun eigen beleggingsproducten, of om onrust te veroorzaken bij investeerders. De beleggings- en trustovereenkomsten bevatten regelingen die de doorgifte van gegevens aan medevennoten verbieden. Verzoeksters ontkennen dat zij dergelijke bedoelingen hebben. Zij stellen dat zij het recht hebben om contact op te nemen met medevennoten. Ter ondersteuning van hun stelling, verwijzen verzoeksters naar de rechtspraak van het Duitse Bundesgerichtshof volgens welke het een „essentieel recht van een vennoot” in een personenvennootschap is om de naam en het adres van zijn medevennoten te weten te komen en zo zijn medecontractant te leren kennen.

Overweging:

De vraag van de verwijzende rechter is beperkt tot de Unierechtelijke voorschriften met betrekking tot informatie over vennoten met een indirecte deelneming. Commanditaire vennoten met een directe deelneming moeten naar Duits recht van rechtswege met hun naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats worden ingeschreven in het handelsregister en aldus openbaar worden gemaakt. Daarentegen ligt het voor een persoon die een deelneming via een trustee aanhoudt, niet voor de hand dat dergelijke gegevens dienen te worden vrijgegeven, op grond dat de vennoten een wezenlijk recht op die vrijgave hebben. De verwijzende rechter is het eens met de doelstellingen van de aangehaalde rechtspraak, dat een vennoot een automatisch en in dat opzicht ook een onbeperkt recht heeft om te weten wie daadwerkelijk zeggenschap heeft over de vennootschap waarvan hij medevennoot is met het daarmee gepaard gaande ondernemersrisico. De verwijzende rechter vraagt zich enkel af of dat een grond kan vormen voor de verplichting tot openbaarmaking van informatie over alle commanditaire vennoten met een indirecte deelneming. De beslissingen van de hogere rechters zijn ook adequaat, omdat zij een duidelijk verband leggen tussen de regel en de uitzondering. Hoe dan ook acht de verwijzende rechter het onjuist dat louter holle beweringen van een „belang om iemand te leren kennen” of een „belang bij een aankoop” volstaan om informatie vrij te geven en geen rechtsmisbruik vormen. Kortom, de verwijzende rechter geeft ter overweging dat het passend zou zijn om de AVG aldus uit te leggen dat deze verordening ten aanzien van een openbare vennootschap in beginsel een onbeperkt recht op informatie slechts doet ontstaan indien een procentueel deelnemingsaandeel is bereikt en voor het overige slechts de verplichting van de vennootschap om de mededelingen van een vennoot aan alle directe en indirecte vennoten door te sturen. Voorts geeft de verwijzende rechter ter overweging dat het passend zou zijn om de AVG aldus uit te leggen dat louter „kennismaken met iemand” en het belang bij de verwerving van aandelen geen relevante factoren zijn en derhalve recht op informatie kunnen doen ontstaan, maar dat elk verzoek om verstrekking van informatie de concrete reden voor dit verzoek, die verband houdt met de vennootschap, moet bevatten.

Prejudiciële vragen:

1.a) Moet artikel 6, lid 1, onder b) en f), van de algemene verordening gegevensbescherming aldus worden uitgelegd dat, wat openbare personenvennootschappen betreft, de enkele omstandigheid dat een vennoot die niet persoonlijk aansprakelijk is, slechts aansprakelijk is tot het geringe bedrag van zijn inbreng en geen bestuurder is, deelnemingen in een dergelijke vennootschap aanhoudt, volstaat om te concluderen dat hij er een „gerechtvaardigd belang” bij heeft om informatie over alle vennoten die indirect via een trustee deelnemingen in de openbare personenvennootschap bezitten, hun adres en de omvang van hun deelnemingen te verkrijgen, en om uit de vennootschapsovereenkomst een overeenkomstige contractuele verplichting af te leiden?

1.b) Of is het gerechtvaardigd belang onder dergelijke omstandigheden beperkt tot het verkrijgen, vanwege de vennootschap, van informatie over de vennoten met indirecte deelnemingen, die aansprakelijk zijn tot een bedrag dat niet gering is en wier deelnemingen een minimumpercentage van het kapitaal vertegenwoordigen, dat hen op zijn minst in staat stelt invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de vennootschap?

2.a) Volstaat een voornemen om contact te zoeken teneinde kennis te maken, van gedachten te wisselen of om te onderhandelen over het kopen van aandelen van de vennootschap, om in geval van een dergelijk onbeperkt recht (vraag 1.a) de daaraan inherente grenzen van rechtsmisbruik in acht te nemen of om af te wijken van de beperking van een beperkt recht op informatie (vraag 1.b)?

2. b) of kan een belang bij het verkrijgen van informatie pas als relevant worden aangemerkt wanneer het verzoek tot doorgifte van informatie uitdrukkelijk bedoeld is om contact te zoeken met andere vennoten, teneinde hen uit te nodigen voor overleg over welbepaalde aangelegenheden waarover in het kader van besluiten van de vennoten een gemeenschappelijke wil moet bestaan?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV, FIN