C-173/15 GE Healthcare

Contentverzamelaar

C-173/15 GE Healthcare

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 juni 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 juni 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   28 juli 2015
Trefwoorden: douanewetboek; merken (royalties en licentierechten)

Onderwerp
- Verordening nr. (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Pb L 302, blz. 1);
- Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Pb L 253, blz. 1)

De rechtsvoorganger van verzoekster, GE Medical Systems Deutschland GmbH & Co. KG (KG) heeft met de met haar verbonden onderneming Monogram Licensing International Inc. (MLI) een licentieovereenkomst gesloten. Vervolgens heeft MLI aan KG een aantal ieder einde kalenderjaar te vergoeden, niet-exclusieve licenties verleend bijvoorbeeld voor gebruik van het merk van de groep; de verwerking van afval. (Het gaat om gezondheidsproducten waarbij door de snelle technische ontwikkelingen oude producten vaak moeten worden verwijderd). MLI behoudt het toezicht op de gestelde voorwaarden en kan bij inbreuk op korte termijn opzeggen. KG verzorgt het onderhoud van de medische technische apparaten van haar klanten, voor welke dienstverrichting zij (ook delen van) ingevoerde goederen gebruikt. Deze service vormt een groot deel van haar inkomen. Bij een douanecontrole over oktober 2007 – december 2009 constateert verweerder (Hauptzollamt Düsseldorf) dat KG van tot dezelfde groep behorende ondernemingen uit derde landen afkomstige goederen heeft verkregen, zonder daarover royalties en licentierechten in de aangiften van de douanewaarden op te nemen. KG krijgt in september 2010 een naheffing. Zij vraagt in juli 2011 om terugbetaling daarvan. In augustus 2011 is verzoekster als rechtsopvolger onder algemene titel in de plaats getreden van KG. Pas in maart 2015 wijst verweerder het in 2011 gedane verzoek om terugbetaling af op de grond dat de in het heffingsbericht gehanteerde douanewaarden juist zijn. Verzoekster stelt dat op grond van Vo. 2913/92 royalties en licentierechten dienen te worden uitgesloten van berekening van douanewaarde aangezien de verrichte betalingen niet alleen betrekking hebben op de ingevoerde goederen. Zij wijst in het bijzonder op de regeling in het VK waar de douaneAut ervan uitgaan dat de licentieovereenkost niet leidt tot verhoging van de douanewaarde met het bedrag van royaties en licentierechten, en op de noodzaak van uniforme regels in de EU.

De verwijzende rechter (Finanzgericht Düsseldorf) legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Kunnen royalties en licentierechten, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1; hierna: „verordening nr. 2913/92”), worden opgenomen in de douanewaarde, hoewel noch op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, noch op het voor het ontstaan van de douaneschuld relevante tijdstip, dat in casu op basis van de artikelen 201, lid 2, en 214, lid 1, van deze verordening moet worden bepaald, niet vaststond dat licentierechten verschuldigd waren?
2) Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: kunnen royalties en licentierechten voor merken, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, betrekking hebben op ingevoerde goederen, hoewel deze royalties en licentierechten ook zijn betaald voor diensten en voor het gebruik van het teken dat het hoofdbestanddeel van de naam van het concern uitmaakt?
3) Indien de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord: kunnen royalties en licentierechten voor merken, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c), van verordening nr. 2913/92, een voorwaarde zijn voor de verkoop van de ingevoerde goederen voor uitvoer naar de Gemeenschap in de zin van artikel 32, lid 5, onder b), van de verordening nr. 2913/92, hoewel de betaling van deze royalties en licentierechten is verlangd van een met de verkoper en de koper verbonden onderneming en welke betaling ook is verricht?
4) Indien de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord en ingeval de royalties en licentierechten – zoals in casu – deels betrekking hebben op de ingevoerde goederen en deels op diensten die na de invoer zijn verricht: dient dan te worden geoordeeld dat de passende, slechts aan de hand van objectieve en meetbare gegevens te verrichten toedeling, overeenkomstig artikel 158, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1; hierna: „verordening nr. 2454/93”), in samenhang gelezen met de in bijlage 23 van verordening nr. 2454/93 opgenomen notitie voor de interpretatie op artikel 32, lid 2, van verordening nr. 2913/92, ertoe leidt dat enkel een volgens artikel 29 van verordening nr. 2913/92 bepaalde douanewaarde kan worden herzien, of kan in een situatie waarin geen douanewaarde volgens bedoeld artikel 29 kan worden vastgesteld, eveneens in geval van een met toepassing van artikel 31 van verordening nr. 2913/92 te bepalen douanewaarde worden overgegaan tot de toedeling waarin artikel 158, lid 3, van de verordening nr. 2454/93 voorziet, indien die kosten anders niet in aanmerking zouden worden genomen?

Specifiek beleidsterrein: FIN en EZ

Gerelateerde documenten