C-175/23 Obshtina Svishtov

Contentverzamelaar

C-175/23 Obshtina Svishtov

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 mei 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    8 juli 2023

Trefwoorden: intrekking financiële bijdrage voor de aanbesteding van overheidsopdrachten, financiële correcties in verband met vastgestelde individuele of systemische onregelmatigheden

Onderwerp:

•            Artikel 2, punt 36, en artikel 143, lid 2, van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad.

Feiten:

De verzoeker (gemeente Svishtov) heeft als begunstigde van middelen uit Europese structuurfondsen een overeenkomst met verweerder in het hoofdgeding gesloten (de administratieve autoriteit voor het operationele programma „Regions in growth” 2014-2020) voor de terbeschikkingstelling van een financiële bijdrage voor de aanbesteding van overheidsopdrachten. Een onderzoek naar aanleiding van een melding betreffende een vastgestelde onregelmatigheid met betrekking tot deze overheidsopdracht heeft geleid tot het vaststellen van een beschikking met een financiële correctie tegen de verzoeker. Hiertegen is beroep en hoger beroep ingesteld.

Na afloop van de gerechtelijke procedure heeft verweerder op grond van een andere melding een „nieuwe” procedure voor het onderzoek naar de onregelmatigheid gevoerd, waarbij hij op basis van precies dezelfde feiten en omstandigheden tot de conclusie is gekomen dat dezelfde reeds vastgestelde inbreuken tot een andere onregelmatigheid hebben geleid waardoor een andere financiële correctie is vastgesteld. Verweerder heeft niet grondig onderzocht of er een concrete schade is ontstaan of kan ontstaan, en heeft evenmin rekening gehouden met de individuele ernst van de concrete inbreuken, aangezien hij ervan is uitgegaan dat deze in elk geval in de bij het besluit inzake de vaststelling van onregelmatigheden als bijlagen bijgevoegde tabellen als onregelmatigheden zijn opgenomen waarvoor een correctiepercentage en een formule voor de toepassing ervan zijn voorzien. De verzoeker is tegen deze beslissing opgekomen bij de verwijzende rechter en heeft aangevoerd dat deze nietig en onwettig is.

Overweging:

Volgens de bewoordingen van artikel 143, lid 2, van verordening nr. 1303/2013 worden financiële correcties toegepast in verband met vastgestelde individuele of systemische onregelmatigheden. Zij beperken zich naar hun aard tot het teweegbrengen van nadelige rechtsgevolgen die bestaan in de intrekking van de overheidsbijdrage voor een project of programma. Deze verordening veronderstelt een inbreuk op een bepaling van gemeenschapsrecht of een nationale bepaling die functioneel samenhangt met een specifieke bepaling van gemeenschapsrecht en dus daaraan ondergeschikt is, als gevolg van een handeling of nalatigheid van de begunstigde die nadelige gevolgen heeft. Nationale wetgeving bepaalt dat in deze wetgevingshandeling op subwettelijk niveau de afzonderlijke onregelmatigheden zijn opgesomd die een inbreuk vormen op de regels inzake de selectie van de contractant die schade toebrengen of zouden toebrengen aan de middelen van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en een basis voor een financiële correctie vormen. Deze opsomming zorgt voor een onweerlegbaar vermoeden dat er een causaal verband bestaat met ontstane of dreigende schade in de vorm van ongerechtvaardigde uitgaven.

De verwijzende rechter is van oordeel dat de aldus opgestelde nationale regeling niet in overeenstemming is met de betekenis en het doel van de verordening. Uit de analyse van de definitie in de communautaire wetgeving volgt dat een financiële correctie alleen op basis van een inbreuk die bepaalde ongewenste gevolgen of een reëel risico op dergelijke gevolgen veroorzaakt, kan worden vastgesteld. De toepassing van het evenredigheidsbeginsel verzet zich er volgens de verwijzende rechter tegen dat een lidstaat door middel van onweerlegbare wettelijke vermoedens vaststelt dat de in een lijst van een wetgevingshandeling beschreven inbreuken op een nationale bepaling op het gebied van overheidsopdrachten in alle gevallen het bestaan van een veroorzaakte of dreigende schade en van een causaal verband met die veroorzaakte of dreigende schade vereisen.

Prejudiciële vragen:

1) Is, gelet op de logische en teleologische uitlegging van artikel 2, punt 36, en artikel 143, lid 2, van de verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad, een nationale regeling als die van artikel 70, lid 2, [van de Zakon za upravlenie na sredstvata ot evropeyskite fondove pri spodeleno upravlenie (wet betreffende het beheer van de middelen uit de Europese fondsen in gedeeld beheer, ZUSEFSU)], gelezen in samenhang met artikel 2, leden 1 en 2, van de Naredba za posochvane na nerednosti, predstavlyavashti osnovania za izvarshvane na finansovi korektsii, i protsentnite pokazateli za opredelyane razmera na finansovite korektsii po reda na Zakona za upravlenie na sredstvata ot Evropeyskite strukturni i investitsionni fondove (besluit betreffende de vaststelling van onregelmatigheden die een reden vormen om financiële correcties door te voeren, alsmede betreffende de percentages aan de hand waarvan de hoogte van de financiële correcties moet worden bepaald volgens de wet betreffende het beheer van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen), die in geval van schending van de in een normatieve lijst opgenomen regels voor de gunning van overheidsopdrachten altijd het bestaan van een onregelmatigheid vermoedt, verenigbaar [met het Unierecht]?

2) Strookt de nationale regeling van artikel 70, lid 2, ZUSEFSU, gelezen in samenhang met artikel 2, leden 1 en 2, van het besluit betreffende de vaststelling van onregelmatigheden die een reden vormen om financiële correcties door te voeren, alsmede betreffende de percentages aan de hand waarvan de hoogte van de financiële correcties moet worden bepaald volgens de wet betreffende het beheer van middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, gelet op de noodzaak om elke concrete en specifieke schending van een regel op het gebied van overheidsopdrachten te individualiseren, met het evenredigheidsbeginsel dat wordt genoemd in artikel 143, lid 2, [derde] volzin, van de verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Judeţul Neamţ, gevoegde zaken C-260/14 en C-261/14.

Specifiek beleidsterrein: BZK, IenW, EZK

Gerelateerde documenten