C-176/15 Riskin et Timmermans

Contentverzamelaar

C-176/15 Riskin et Timmermans

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 juni 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 juni 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   28 juli 2015
Trefwoorden: belastingen (dividenden); vrij kapitaalverkeer; recht vrije vestiging; verdrag BEL/POL ter voorkoming van dubbele belasting

Onderwerp
- VWEU artikel 49 (recht vrije vestiging); 63 (vrij kapitaalverkeer);
- Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

Verzoekers Guy Riskin en Geneviève Timmermans zijn opgekomen tegen een (gewijzigde) aanslag personenbelasting over 2010. Zij zijn het er niet mee eens dat de door hun in POL betaalde dividendbelasting over het door een POL onderneming uitgekeerde dividend niet in BEL wordt verrekend. Zij stellen dat de BEL regelgeving discriminatoir en onverenigbaar met EURrecht is. In BEL wordt 25% dividendbelasting geheven; verzoekers stellen dat zij al dividendbelasting betaald hebben. Verweerder (BEL MinFIN) handhaaft het besluit. Voor de verwijzende BEL rechter (Rb Luik) blijkt uit de regelgeving dat dividenden in beginsel belast worden in de staat waar de dividendontvanger woont; de staat van de uitkerende vennootschap kan dat onder voorwaarden ook. In deze zaak zou volgens het dubbelbelastingverdrag de POL belasting met de BEL verrekend moeten worden, maar onder voorbehoud van BEL regelgeving (artikel 285 WIB 92) waarin wordt gesteld ”Met betrekking tot inkomsten van roerende goederen en kapitalen wordt met de belasting een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting verrekend voor zover die inkomsten in het buitenland werden onderworpen aan een gelijkaardige belasting als de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners, en voor zover de desbetreffende goederen en kapitalen voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt”. In artikel 286 WIB 92 wordt het forfaitair deel nader beschreven. Aan de in 285 gestelde voorwaarde (beroepswerkzaamheid in BEL) kunnen verzoekers niet voldoen. Zij stellen dat het ontoelaatbaar is dat BEL een gunstiger fiscale behandeling verleent in geval van een derde land dan in geval van andere EULS. Bij gebreke van unificatie- of harmonisatiemaatregelen van de Unie, blijven de EULS bevoegd om hun heffingsbevoegdheid vast te stellen en eventueel situaties van dubbele belasting te voorkomen. In het onderhavige geval gaat het om de manier waarop BEL de belasting behandelt die in het buitenland reeds is geheven over inkomsten die het overeenkomstig het met die staat gesloten dubbelbelastingverdrag zelf ook wenst te belasten. De rechter constateert dat, gezien de verschillen in behandeling van staten, er sprake is van ongelijke behandeling als gevolg van de keuze van de BEL wetgever, en beperking van vrijheden (kapitaal en vestiging, gezien de voorwaarde van een beroepswerkzaamheid). Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Is het voorschrift van artikel 285 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92, waarbij de dubbele belasting van buitenlandse dividenden die een in België woonachtige natuurlijke persoon ontvangt, stilzwijgend wordt bekrachtigd, verenigbaar met de beginselen van gemeenschapsrecht die zijn neergelegd in artikel 63 VWEU juncto artikel 4 VEU, voor zover België op grond daarvan beleggingen in derde landen (Verenigde Staten) naar eigen goeddunken gunstiger kan behandelen dan beleggingen in lidstaten van de Europese Unie (Polen), al naargelang van de bepalingen van Belgisch recht waarnaar de door België gesloten overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting verwijst, dat wil zeggen naargelang die overeenkomst verwijst naar artikel 285, dat de voorwaarden voor verrekening vastlegt, of naar artikel 286, dat gewoon het verrekenbare forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting vaststelt?
2) Is artikel 285 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 92 in strijd met de artikelen 49 VWEU, 56 VWEU en 58 VWEU, voor zover het de verrekening van de buitenlandse belasting met de Belgische belasting afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het kapitaal en de goederen waaruit de inkomsten worden verkregen, in België worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-513/04 Kerckhaert en Morres C-379/05 Amurta; C-194/06 Orange European Smallcap Fund; C-157/10 Banco Bilbao Vizcaya Argentaria
Specifiek beleidsterrein: FIN en EZ

Gerelateerde documenten