C-180/15 Borealis ea

Contentverzamelaar

C-180/15 Borealis ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   16 juni 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   02 juli 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   02 augustus 2015
Trefwoorden: broeikasgasemissierechten

Onderwerp
- Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Pb 2003 L 275);
- Twee uitvoeringsbesluiten van de EURCIE (2011/278/EU en 2013/448/EU)

Verzoeksters (acht exploitanten met in totaal 14 installaties) hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster (ZWE dienst natuurbescherming) van 21-11-2013 tot toewijzing aan een groot aantal exploitanten van kosteloze emissierechten voor de periode 2013-2020. Verweerster heeft zich bij haar besluit gebaseerd op besluit 2013/448 van de EURCIE waarin de transsectorale correctiefactor is vastgesteld die bij de definitieve toewijzing moet worden toegepast (op basis van het eerdere EURCIE-besluit 2011/278). Verzoekers eisen vernietiging van verweersters besluit dan wel zodanige wijziging dat extra emissierechten worden toegekend. Zij stellen (evenals partijen in de eerdere broeikasgaszaken C-191/14 en C-192/14, OOS Borealis, en de NL RvS zaak Dow C-295/14) ongeldigheid van de uitvoeringsbesluiten van de EURCIE. Voor de partijen die herberekening eisen omdat de berekening van de transsectorale correctiefactor niet correct zou zijn wordt in de beschikking nader toegelicht waarom zij het niet met de berekening eens zijn.

De verwijzende ZWE rechter constateert dat in meer EULS soortgelijke zaken in een prejudiciële procedure zijn voorgelegd. Hij lijkt het Guinness recordboek te willen halen met de emissie van vragen, en legt het HvJEU er maar liefst zestien voor:
Vraag 1: Is het bij de berekening van de correctiefactor voor alle bedrijfstakken van de industriële sector verenigbaar met artikel 10 bis, leden 1 en 4, van de emissiehandelsrichtlijn om de totale emissies bij de verbranding van restgassen voor elektriciteitsopwekking te rekenen tot het veilingdeel en niet tot het Industritak [(het plafond voor de kosteloze toewijzing van emissierechten; hierna: ‚industrieplafond’)], hoewel emissies van restgassen recht geven op de kosteloze toewijzing van emissierechten op grond van artikel 10 bis, lid 1, van de emissiehandelsrichtlijn?
Vraag 2: Is het bij de berekening van de correctiefactor voor alle bedrijfstakken van de industriële sector verenigbaar met artikel 10 bis, leden 1 en 4, van de emissiehandelsrichtlijn om de totale ontstane emissies bij warmte-opwekking in warmtekrachtinstallaties om die warmte te leveren aan [...] installaties [die onder de handelsregeling vallen (hierna: ‚ETS-installaties’)] te rekenen tot het veilingdeel en niet tot het industrieplafond, hoewel emissies door de opwekking van warmte recht geven op de kosteloze toewijzing van emissierechten op grond van artikel 10 bis, lid 4, van de emissiehandelsrichtlijn?
Vraag 3: Indien de vragen 1 en 2 ontkennend worden beantwoord, is de berekening van het aandeel van de industrie (34,78 procent) in de totale emissies in de referentieperiode dan correct?
Vraag 4: Is besluit 2013/448/EU van de Commissie ongeldig en in strijd met artikel 10 bis, lid 5, [tweede] alinea, van de emissiehandelsrichtlijn, doordat als gevolg van de berekening van het industrieplafond door de Commissie onvermijdelijk een correctiefactor voor alle bedrijfstakken moet worden toegepast in plaats van ‚waar nodig’?
Vraag 5: Is de productbenchmark voor ruwijzer vastgesteld in overeenstemming met artikel 10 bis, lid 2, van de emissiehandelsrichtlijn, gelet op het feit dat bij de vaststelling van de beginselen voor de bepaling van ex-ante benchmarks dient te worden uitgegaan van de gemiddelde prestatie van de 10 % meest efficiënte installaties in de relevante bedrijfstak?
Vraag 6: Is het bij de toewijzing van kosteloze emissierechten voor de levering van warmte aan particuliere huishoudens verenigbaar met artikel 10 bis, lid 4, van de emissiehandelsrichtlijn dat geen kosteloze emissierechten worden toegewezen voor warmte die is uitgevoerd naar particuliere huishoudens?
Vraag 7: Is het bij het aanvragen van een toewijzing van kosteloze emissierechten verenigbaar met bijlage IV van besluit 2011/278/EU van de Commissie dat, zoals Naturvårdsverket [(dienst natuurbescherming)] te werk is gegaan, niet alle broeikasgasemissies worden vermeld die verband houden met de opwekking van warmte die wordt uitgevoerd naar particuliere huishoudens?
Vraag 8: Is het bij de toewijzing van kosteloze emissierechten voor de levering van warmte aan particuliere huishoudens verenigbaar met artikel 10 bis, leden 1 en 4, van de emissiehandelsrichtlijn juncto artikel 10, lid 3, van besluit 2011/78/EU van de Commissie dat geen extra kosteloze emissierechten worden toegewezen voor de fossiele emissies die de toewijzing voor aan particuliere huishoudens geleverde warmte overschrijden?
Vraag 9: Is het bij een aanvraag voor de toewijzing van kosteloze emissierechten verenigbaar met bijlage IV van besluit 2011/278/EU van de Commissie dat, zoals Naturvårdsverket te werk is gegaan, de cijfers van de aanvraag aldus worden aangepast dat broeikasgasemissies door de verbranding van restgassen worden gelijkgesteld met de verbranding van aardgas?
Vraag 10: Houdt artikel 10, lid 8, van besluit 2011/278/EU van de Commissie in dat aan een exploitant geen kosteloze emissierechten kunnen worden toegewezen voor het verbruik in een warmtebenchmark-subinstallatie van warmte die is geproduceerd in een andere installatie, die een brandstofbenchmark-subinstallatie is?
Vraag 11: Indien vraag 10 bevestigend wordt beantwoord, is artikel 10, lid 8, van besluit 2011/278/EU van de Commissie dan in strijd met artikel 10 bis, lid 1, van de emissiehandelsrichtlijn?
Vraag 12: Is het bij de toewijzing van kosteloze emissierechten voor het verbruik van warmte verenigbaar met de emissiehandelsrichtlijn en de richtsnoeren nrs. 2 en 6 dat bij de beoordeling rekening wordt gehouden met de warmtebron waaruit de verbruikte warmte voortkomt?
Vraag 13: Is besluit 2013/448/EU van de Commissie ongeldig en in strijd met artikel 290 VWEU en artikel 10 bis, leden 1 en 5, van de emissiehandelsrichtlijn, gelet op het feit dat het de berekeningsmethode van artikel 10 bis, lid 5, [eerste] alinea, onder a) en b), van de emissiehandelsrichtlijn wijzigt door emissies die ontstaan door verbranding van restgassen en warmtekrachtkoppeling uit te sluiten van de grondslag voor de berekening, hoewel de kosteloze toewijzing van emissierechten daarvoor wordt toegestaan op grond van artikel 10 bis, leden 1 en 4, van de emissiehandelsrichtlijn en besluit 2011/278/EU van de Commissie?
Vraag 14: Moet meetbare warmte in de vorm van stoom van een ETS-installatie die wordt geleverd aan een stoomnet met meerdere stoomverbruikers, waarvan minstens één een niet-ETS-installatie is, worden geacht een warmtebenchmark-subinstallatie te vormen als bedoeld in artikel 3, onder c), van besluit 2011/278/EU van de Commissie?
Vraag 15: Is het voor het antwoord op vraag 14 van belang
a) of het stoomnet eigendom is van de grootste stoomverbruiker binnen het net en die verbruiker een ETS-installatie is,
b) welk deel van de totale levering van warmte aan het stoomnet wordt verbruikt door de grootste stoomverbruiker,
c) hoeveel leveranciers onderscheidenlijk verbruikers van stoom er binnen het stoomnet zijn,
d) of het onzeker is wie de meetbare warmte heeft opgewekt die de onderscheiden stoomverbruikers afnemen, en ten slotte
e) of de verdeling van het stoomverbruik binnen het net aldus zou kunnen veranderen dat er meer stoomverbruikers bijkomen die niet-ETSinstallaties zijn of dat het verbruik van bestaande niet-ETS-installaties toeneemt?
Vraag 16: Indien het antwoord op vraag 14 afhangt van de omstandigheden van het individuele geval, aan welke omstandigheden dient dan belang te worden gehecht?

Specifiek beleidsterrein: IenM mede EZ

Gerelateerde documenten