C-180/19 flightright

Contentverzamelaar

C-180/19 flightright

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).


Termijnen: Motivering departement: 21 juni 2019
Schriftelijke opmerkingen: 7 augustus 2019

Trefwoorden: compensatie luchtreizigers;

Onderwerp:

- Verordening (EG) nr. 261/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening);

 

Feiten:

Verzoekster (Flightright) verleent juridische diensten op het gebied van passagiersrechten. Verweerder (Eurowings) is een luchtvaartmaatschappij. Partijen zijn het oneens over het bedrag van een compensatie op grond van artikel 5 juncto artikel 7 van de verordening. Voorafgaand aan de procedure hebben cedenten aan verzoekster hun rechten inzake een vertraging op de reis van Korfoe naar Berlin Tegel overgedragen. De cedenten van verzoekster zouden door verweerster van Korfie naar Keulen/Bonn en vervolgens naar Berlin Tegel worden vervoerd. De vlucht van Keulen/Bonn naar Berlin Tegel werd geannuleerd en cedenten kwamen met een vertraging van 4 uur en 25 minuten aan. Wegens de vertraging heeft verweerster een compensatie van €250,00 per passagier betaald, en zij voert aan dat uitsluitend het traject tussen Keulen/Bonn en Berlin Tegel relevant is voor het bedrag van de compensatie, omdat de vertraging zich alleen op deze vlucht heeft voorgedaan. Verzoekster is van mening dat voor de bepaling van de compensatie het volledige afgelegde traject in aanmerking moet worden genomen, en niet alleen dat van de aansluitende vlucht.

 

Overweging:

De beantwoording van onderstaande prejudiciële vragen is relevant voor de beslechting van het geding. In het onderhavige geval rijst de vraag of voor de bepaling van de compensatie het volledige traject van het geboekte vervoer (in casu Korfoe – Berlin Tegel) of slechts het gedeelte van het traject waarop de vertraging heeft plaatsgevonden (in casu Keulen/Bonn – Berlin Tegel) in aanmerking moet worden genomen. De nationale rechtspraak loopt op dit punt uiteen. Zo heeft het Bundesgerichtshof geoordeeld dat bij meerdere afzonderlijke vluchten – zelfs wanneer deze als aansluitende vluchten zouden kunnen worden geboekt – ieder vervoer als een afzonderlijke vlucht moest worden beschouwd (BGH, arrest van 13 november 2012, X ZR 12/12). Het Landgericht Düsseldorf heeft onlangs geoordeeld dat in een geval als het onderhavige het volledige afgelegde traject relevant is, dus vanaf het eerste opstappunt tot de eindbestemming.

 

Prejudiciële vragen:

1. Dient artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91] aldus te worden uitgelegd dat de voor de compensatie relevante vluchtafstand moet worden bepaald aan de hand van de volledige reis?

2. Dient bijgevolg (ervan uitgaande dat die verordening van toepassing is op alle gedeelten van de betrokken reis) het begrip „vlucht” aldus te worden uitgelegd dat bij boekingen volgens welke luchtreizigers hun bestemming slechts bereiken via een tussenlanding en eventueel het overstappen in een ander vliegtuig, uitsluitend het gedeelte wordt bedoeld waarop de vertraging zich daadwerkelijk heeft

voorgedaan, of dient de „vlucht” in een dergelijk geval aldus te worden opgevat dat het volledige reistraject, vanaf het eerste opstappunt tot de eindbestemming, relevant is voor de vluchtafstand?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: IenW;

Gerelateerde documenten