C-182/13 Lyttle ea

Contentverzamelaar

C-182/13 Lyttle ea

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   3 juni 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   20 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   20 juli 2013
Trefwoorden: arbeid; sociale zekerheid (ontslagvergoeding)

Onderwerp:
- Richtlijn 75/129/EEG van de Raad van 17 februari 1975 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (Pb 1975 L 48, blz. 29), zoals gewijzigd;
- Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (Pb 1998 L 225, blz. 16)

De vier verzoeksters zijn ex-werknemers van een Bonmarchévestiging in Noord-Ierland (verkoop dameskleding) die in maart 2012 zijn ontslagen wegens herstructurering. Bonmarché had 394 winkels in het VK. De 20 winkels in Noord-Ierland en op het eiland Man werden administratief als één regio behandeld. Begin 2012 wordt Bonmarché insolvent verklaard en is de handel overgedragen aan Bluebird (verweerster) die meteen met een herstructurering is begonnen. Er bleven in Noord-Ierland nog maar acht winkels over met in totaal 75 personeelsleden (voorheen 180). Verzoeksters werkten niet in dezelfde winkels, zij waren niet contractueel verplicht in een andere vestiging te gaan werken. In elk van de overgebleven winkels werken minder dan 20 personeelsleden.
Verweerster heeft geen enkele vakvereniging of vertegenwoordiger van personeelsleden geraadpleegd alvorens tot herstructurering over te gaan. Het recht van iedere individuele werknemer op inspraak wordt niet betwist.
De toepasselijke richtlijnen (zie boven) zijn in Groot-Brittanië en Noord-Ierland afzonderlijk omgezet. In Groot-Brittanië is de ontslagprocedure geregeld in section 188(1) van de Trade Union and Labour Relations (Consolidation) Act 1992. Deze regeling is alleen in GB geldig en houdt in dat  wanneer een werkgever in een plaatselijke eenheid 20 of meer boventallige werknemers wil ontslaan binnen een termijn van 90 dagen hij vertegenwoordigers van de werknemers dient te consulteren.
In Noord-Ierland is de ontslagprocedure geregeld in de artikelen 216 t/m 226 van de Employment Rights Order 1996. In deze Order ontbreken de woorden ‘plaatselijke eenheid’, daarvoor in de plaats staat ‘in een vestiging’. Tevens is hierin  de verplichting voor de werkgever opgenomen om vertegenwoordigers van de werknemers te consulteren, alsmede een recht op een beschermingsvergoeding indien de werkgever zich ten onrechte niet houdt aan de consultatieverplichting.
Verzoeksters houden in feite vast aan de door hun ex-werkgever gehanteerde administratieve indeling waardoor sprake is van ontslag van meer dan 20 personeelsleden. Ook verwijzen zij naar het door het HvJEU verklaarde begrip ‘bedrijfszetel’ uit de btw-richtlijnen. Aangezien zij geen inspraakmogelijkheid hebben gehad menen zij recht te kunnen doen gelden op de beschermingsvergoeding.
Verweerster stelt dat ‘plaatselijke eenheid’ slechts betrekking heeft op de plaatselijke arbeidseenheid van verzoeksters waardoor artikel 216 van de Order geen toepassing vindt.

De verwijzende Noord-Ierse rechter concludeert dat hij moet nagaan of verzoeksters al dan niet ten onrechte zijn ontslagen en zo nee of zij recht hebben op een vergoeding wegens wanprestatie van de werkgever. Hij merkt op dat er geen bindende wetgeving de rechter oplegt de term ‘plaatselijke eenheid’ in artikel 216 op dezelfde wijze uit te leggen als „plaatselijke eenheid” in de zin van de richtlijn 98/59. Hij stelt daarom de volgende vragen aan het HvJEU:
(1) Heeft het begrip „plaatselijke eenheid” in het kader van artikel 1, lid 1, sub a-ii, van richtlijn 98/59/EG van de Raad dezelfde betekenis als in het kader van artikel 1, lid 1, sub a-i, van die richtlijn?
(2) Zo neen, kan dan in artikel 1, lid 1, sub a-ii, het begrip „een plaatselijke eenheid” worden gevormd door een organisatorische onderafdeling van een onderneming die uit meer dan een plaatselijke arbeidseenheid bestaat of meer dan een plaatselijke arbeidseenheid omvat?
(3) Verwijst de zinsnede „ten minste 20” in artikel 1, lid 1, sub a-ii, van de richtlijn naar het aantal ontslagen in alle plaatselijke eenheden van de werkgever dan wel naar het aantal ontslagen per plaatselijke eenheid? (Met andere woorden, wordt met „20” 20 in een welbepaalde plaatselijke eenheid bedoeld dan wel 20 in het algemeen?)

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-270/05 Athinaiki
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten