C-184/24 Sidi Bouzid
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 13 mei 2024 Schriftelijke opmerkingen: 29 juni 2024
Trefwoorden: opvangcentrum; internationale bescherming; primaire levensbehoeften
Onderwerp: Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming: overweging 25 en artikel 20, lid 1, onder a).
Feiten:
Verzoekende partij is ‘AF’, hij verbleef samen met zijn minderjarige zoon in een opvangcentrum in Milaan. De overheidsinstantie die de opvangcentra in Milaan beheerst, had besloten dat AF naar een ander opvangcentrum moest worden overgeplaatst in de stad. Op 18 mei 2023 heeft AF voor de derde keer geweigerd. Hiertoe werden de vastgestelde opvangmaatregelen tegenover hem ingetrokken. AF heeft tegen dit besluit hoger beroep ingesteld, omdat hij niet in zijn primaire levensbehoeften kan voorzien bij een overplaatsing.
Overweging:
Op grond van artikel 20 van richtlijn 2013/33 kunnen materiële opvangvoorzieningen beperkt of ingetrokken worden, bij wijze van sanctie. Op grond van de nationale regelgeving kunnen de voorzieningen ook worden ingetrokken wanneer de voorwaarden voor toekenning van de maatregel niet meer worden vervuld. De verwijzende rechter vraagt zich af of in deze context het intrekken van voorzieningen in strijd is met artikel 20, wanneer de intrekking tot gevolg kan hebben dat er niet meer wordt voorzien in de meest elementaire behoeften van de persoon en zijn gezin.
Prejudiciële vraag:
Staan artikel 20 van richtlijn [2013/33/EU] en de door het Hof in de arresten van 12 november 2019 in zaak C-233/18 en 1 augustus 2022 in zaak C-422/21 geformuleerde beginselen – voor zover zij zich ertegen verzetten dat de overheidsinstantie van de lidstaat kan besluiten om de opvangmaatregelen bij wijze van sanctie in te trekken indien daardoor het risico bestaat dat niet in de essentiële levensbehoeften van de buitenlandse aanvrager van internationale bescherming en diens gezin kan worden voorzien – in de weg aan een nationale regeling volgens welke een opvangmaatregel, na een gemotiveerde individuele beoordeling van onder andere de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel, kan worden ingetrokken niet bij wijze van sanctie, maar omdat de voorwaarden daarvoor niet langer worden vervuld, en in het bijzonder omdat de buitenlandse onderdaan op andere gronden dan de bevrediging van de elementaire levensbehoeften en de bescherming van de menselijke waardigheid weigert in te stemmen met de overplaatsing naar een ander opvangcentrum dat de overheidsinstantie wegens objectieve organisatorische vereisten heeft aangewezen en waar, onder de verantwoordelijkheid van die instantie, vergelijkbare materiële opvangvoorzieningen worden gewaarborgd als die welke in het centrum van herkomst worden geboden, indien de weigering van de overplaatsing en het daaruit voortvloeiende intrekkingsbesluit de vreemdeling in de situatie plaatsen dat hij niet kan voorzien in zijn eigen elementaire levensbehoeften en die van zijn gezin?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-422/21 Ministero dell'Interno (Retrait des conditions matérielles d’accueil); C-233/18 Haqbin
Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB; SZW