C-185/14 EasyPay et Finance Engineering

Contentverzamelaar

C-185/14 EasyPay et Finance Engineering

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   13 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   30 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   30 juli 2014
Trefwoorden: interne markt voor postdiensten; staatssteun; mededinging; DAEB

Onderwerp
- VWEU artikel 106 (openbare ondernemingen); artkel 107 (staatssteun)
- Richtlijn 97/67 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst;
- Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten;
- Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap;
- Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van VWEU artikel 106, lid 2, op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen

Verzoeksters zijn een zaak gestart tegen de BUL Raad van Ministers en het Nationaal Instituut voor Sociale zekerheid (NOI) naar aanleiding van een BUL verordening die voorschrijft dat verzekerden hun pensioenen en toeslagen alleen via de door de postwet aangewezen instantie (Balgarski poshti - BP) mogen ontvangen. De Staat is 100% eigenaar van BP. Beide verzoekers hebben een vergunning voor het verrichten van diensten op het gebied van financiële transacties (postgiro’s; maar door een wetswijziging vallen postgiro’s sinds 3 november 2009 niet meer onder de universele postdienst). Verzoekers stellen dat deze verordening de mededinging beperkt en een staatssteunmaatregel is.
Verweerster NOI stelt dat de sociale zekerheid een overheidstaak is en geen economische activiteit. BP beschikt over een kantorennet dat ook het hooggebergte en weinig bevolkte gebieden dekt. Waar geen postkantoren zijn, betalen postbodes de pensioenen aan de deur uit. Ondernemingsvrijheid mag worden beperkt waar dit noodzakelijk is tot bescherming van een ander constitutioneel recht van hogere rang.
De rechter in eerste aanleg verklaart het beroep van verzoekers ongegrond. De BUL regeling geeft de BULaut een beoordelingsvrijheid hoe het beste in de behoefte om een overheidstaak uit te voeren kan worden voorzien. Met name het bestaande kantorennet ziet de rechter hier als doorslaggevend.

De verwijzende BUL rechter (hoogste admin rechter) vraagt zich af of een land een bepaalde postdienst die niet tot de universele postdienst in de zin van richtlijn 97/67 behoort bij verordening kan voorbehouden zodat deze dienst is uitgesloten van het toepassingsgebied van richtlijn 2004/17/EG wanneer dit wordt gemotiveerd met een bijzonder openbaar belang? En daarnaast of een dienst van overheidswege, verricht via een onderneming waarvan de aandelen aan de Staat toebehoren, als een economische activiteit worden gekwalificeerd of op basis van voormelde omstandigheid als een activiteit van sociale aard worden gekwalificeerd? Hij stelt de volgende vragen aan het HvJEU:
1. Valt een postdienst als de postgirodiensten, waarbij een opdrachtgever, in casu de Staat, geld overmaakt aan de ontvanger – rechthebbende op sociale uitkeringen – buiten het toepassingsgebied van richtlijn 97/67, zoals gewijzigd bij richtlijnen 2002/39 en 2008/6, zodat deze dienst valt onder de artikelen 106 VWEU en 107 VWEU?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten de artikelen 106 VWEU en 107 VWEU dan aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een beperking van de vrije mededinging bij de verrichting van een postdienst als hierboven beschreven, wanneer die beperking is gebaseerd op dwingende overwegingen in verband met de garantie van een constitutioneel recht van de burger en de sociale politiek van de Staat en wanneer de dienst naar zijn aard als dienst van algemeen economisch belang kan worden gekwalificeerd voor zover de door de aanbieder van de dienst ontvangen vergoeding een compensatie vormt die niet hoger is dan het compensatiebedrag overeenkomstig artikel 2, lid 1, sub a, van besluit 2012/21/EU [van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen]?

Specifiek beleidsterrein: EZ