C-186/16 Andriciuc ea

Contentverzamelaar

C-186/16 Andriciuc ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       23 juni 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   23 juli 2016
Trefwoorden: consumentenbescherming; oneerlijke bedingen

Onderwerp
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Verzoekers hebben op 02-04-2014 verweerster Banca Romaneasca gedaagd en in hun verzoekschrift vernietiging gevraagd van bepaalde bedingen in kredietovereenkomsten (voor diverse doeleinden). De kredieten aan verzoekers zijn verstrekt tussen april 2007 en oktober 2008, vastgesteld en terug te betalen in CHF (tegen dagkoers). De wisselkoers wijzigt door depreciatie van de RON echter in de loop der jaren dramatisch. Verzoekers stellen dat het evenwicht tussen rechten en verplichtingen van partijen is verstoord. De rechter verwerpt 30-04-2015 het beroep; het verwijt dat niet gewaarschuwd is zou enkel gerechtvaardigd zijn indien verweerster destijds op de hoogte was van de heftige schommeling van de wisselkoers. Dat blijkt echter nergens uit. Schommelingen in wisselkoersen zijn inherent aan elke in buitenlandse valuta gestelde lening. Verzoekers gaan in beroep bij de verwijzende rechter.

Bij de verwijzende ROE rechter (Hof van Beroep Oradea) stellen verzoekers met name dat het product ‘krediet in CHF’ destijds op misleidend wijze is gepresenteerd en bekend geworden door grootschalige reclame. Door niet te waarschuwen heeft verweerster alle koersrisico’s bij verzoekers neergelegd. Een hoger risico bij krediet in CHF zit in de schommeling van de wisselkoers (door het ontbreken van een koppeling, zoals met de Euro). Verzoekers stellen dan ook een onrechtmatige daad wegens schending van de precontractuele informatieplicht. Zij wijzen op arrest C-415/11 van het HvJEU. Verweerster wijst op de ROE regeling waarbij wisselkoersfluctuaties uitdrukkelijk van de categorie oneerlijke bedingen zijn uitgesloten. Verder stelt zij alle voorwaarden in acht te hebben genomen en klanten wel vooraf te hebben voorgelicht. Een schommeling die zich jaren na afsluiten voordoet kan niemand voorzien. Op de datum van verstrekking was terugbetaling in CHF voor verzoekers het voordeligst. De verwijzende rechter haalt diverse arresten aan over de materie maar heeft toch aanvullende informatie nodig om de zaak te kunnen beslissen. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Moet artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus worden uitgelegd dat de aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen strikt moet worden beoordeeld aan de hand van de situatie ten tijde van sluiten van de overeenkomst of valt daaronder ook het geval waarin de prestatie van een consument tijdens de uitvoering van een duurovereenkomst als gevolg van aanzienlijke schommelingen van de wisselkoers onredelijk bezwarend is geworden ten opzichte van de situatie ten tijde van sluiten van de overeenkomst?
2. Moet de duidelijkheid en begrijpelijkheid van een beding in een overeenkomst in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 aldus worden opgevat dat dit beding enkel de redenen die ten grondslag liggen aan de opname ervan in de overeenkomst en het werkingsmechanisme hoeft te bevatten, of moet het ook alle mogelijke gevolgen ervan illustreren die kunnen leiden tot een variatie van de door de consument betaalde prijs, bijvoorbeeld het koersrisico, en kan in het licht van richtlijn 93/13/EEG worden aangenomen dat de plicht van de bank om de cliënt op het moment van de kredietverlening voor te lichten uitsluitend betrekking heeft op de voorwaarden van het krediet, namelijk de rente, de commissies en de zekerheden ten laste van de kredietnemer, maar de mogelijke appreciatie of depreciatie van een buitenlandse munt niet onder deze informatieplicht valt?
3. Moet artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG aldus worden uitgelegd dat de uitdrukkingen „eigenlijk voorwerp van de overeenkomst” en „gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten” een beding omvatten dat is opgenomen in een kredietovereenkomst in vreemde valuta tussen een verkoper en een consument waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, krachtens hetwelk het krediet in dezelfde valuta moet worden terugbetaald?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-92/11 RWE; C-415/11 Mohamed Aziz; C-226/12 Constructora Principado; C-26/13 Arpad Kassler; C-348/14 Bucvura
Specifiek beleidsterrein: VenJ, EZ

Gerelateerde documenten