C-187/15 Pöpperl

Contentverzamelaar

C-187/15 Pöpperl

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   16 juni 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   02 juli 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   02 augustus 2015
Trefwoorden: sociale zekerheid (ambtenaren; pensioen); vrij verkeer werknemers

Onderwerp: VWEU artikel 45 (vrij verkeer werknemers)

Verzoeker Joachim Pöpperl is geboren in 1950. Hij studeert van 01-10-1971 – 10-11-1977, en werkt van 01-09-1978 tot en met 30-04-1980 als ambtenaar met een tijdelijke aanstelling bij de deelstaat Noordrijn-Westfalen (verweerder). Op 25-04-1980 haalt hij zijn staatsexamen waarmee hij zijn opleiding tot leraar afsluit. Vanaf 01-08-1980 is hij als leraar bij verweerder in (vaste) dienst. Op 01-09-1999 neemt hij ontslag en gaat als leraar in OOS werken. Er wordt na zijn ontslag met terugwerkende kracht over de gehele periode (vanaf 1978) pensioenpremie voor hem afgedragen. Verzoeker vraagt een aanvullend pensioen aan (met terugwerkende kracht) maar dat wordt (10-02-2009) afgewezen op grond van zijn ambtelijk dienstverband; dan ontbreekt daarvoor de wettelijke grondslag. Op 25-04-2013 deelt verweerder mede dat hij op grond van zijn ontslag en de verzekering met terugwerkende kracht geen aanspraak heeft op (meer) pensioen. Tegen dat besluit gaat verzoeker in beroep. Hij meent dat de verplichting om met terugwerkende kracht te verzekeren het EURrecht, met name VWEU artikel 45, schendt.

De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Düsseldorf) stelt aan de hand van jurisprudentie van het HvJEU vast dat VWEU artikel 45 op verzoeker van toepassing is, aangezien het daarvoor niet uitmaakt of sprake is van een publiekrechtelijk dan wel privaatrechtelijk dienstverband. Het begrip ‘overheidsdienst’ dient binnen de EU autonoom te worden uitgelegd. De uitzondering in artikel 45 lid 4 is niet van toepassing op betrekkingen die generlei medewerking aan taken van de (nationale) overheidsdienst in eigenlijke zin inhouden. De rechter stelt vast dat het (negatieve) verschil in verzoekers pensioenrechten is ontstaan door de verplichting van verzekering met terugwerkende kracht, en dit levert een belemmering op van het vrij verkeer van werknemers. Hij beschrijft uitgebreid de in het DUI recht bestaande belangrijke verschillen tussen de diverse pensioenstelsels (ambtenarenpensioen – pensioenverzekering van staatswege). Zie de punten 31 – 39. Het ambtelijk dienstverband is in beginsel afgestemd op het levensduurbeginsel. Wanneer de publiekrechtelijke dienstverhouding door de ambtenaar wordt opgezegd, dan vervalt in de regel de noodzaak van de daarop betrekking hebbende verzorging en verzekering. Op dit verschil zijn de verschillen in de pensioenstelsels gebaseerd, hetgeen vervolgens verschillen met zich mee brengt in de hoogte van de uitkeringen. Volgens nationale rechtspraak blijft het in het geval van vrijwillig ontslag van een ambtenaar uit de dienst slechts bij het grondwettelijk uit het beginsel van de sociale staat afgeleide aanspraak op toekenning van een minimumouderdomspensioen door de voormalige werkgever overeenkomstig de daadwerkelijke duur van het dienstverband. Om deze aanspraak te kunnen verwezenlijken heeft de DUI wetgever de verplichting tot verzekering met terugwerkende kracht voor ontslagen ambtenaren in het leven geroepen. De verwijzende rechter vraagt zich af of die verplichting gerechtvaardigd is en stelt het HvJEU de volgende vragen:
1. Moet artikel 45 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een in een lidstaat als ambtenaar tewerkgestelde persoon zijn rechten in wording op een ouderdomspensioen (sociale zekerheidsrechten voor ambtenaren) uit hoofde van het ambtelijk dienstverband verliest omdat hij vanwege de aanvaarding van een nieuwe betrekking in een andere lidstaat op eigen verzoek uit het ambtelijk dienstverband is ontslagen, wanneer het nationale recht tegelijkertijd bepaalt dat deze persoon op basis van het in het ambtelijk dienstverband bereikte bruto-inkomen in de wettelijke pensioenverzekering met terugwerkende kracht wordt verzekerd, waarbij de daaruit voortvloeiende pensioenrechten lager zijn dan de verloren rechten in wording op een ouderdomspensioen?
2. Indien vraag 1 – voor alle of voor bepaalde ambtenaren – bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 45 VWEU dan aldus worden uitgelegd dat, wanneer een andersluidende nationale regeling ontbreekt, het orgaan waarbij de betrokken ambtenaar vroeger was aangesteld, ofwel aan deze ambtenaar het ouderdomspensioen op basis van de in het vroegere ambtelijk dienstverband vervulde, pensioengerechtigde diensttijd en onder aftrek van de uit de verzekering met terugwerkende kracht ontstane pensioenrechten dient te betalen, ofwel het verlies van het ouderdomspensioen op andere wijze financieel moet compenseren, hoewel naar nationaal recht enkel de in dit recht voorziene pensioenuitkeringen mogen worden toegekend?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-270/13 Haralamabidis
Specifiek beleidsterrein: BZK mede SZW

Gerelateerde documenten