C-188/14 Ludeña Hormigos

Contentverzamelaar

C-188/14 Ludeña Hormigos

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   23 juli 2014
Trefwoorden: consumentenbescherming; financiële diensten

Onderwerp
- Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
- Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG (enz)

Verzoeker komt op tegen het feit dat verweerster, de Banco Santander, € 16,69 van zijn bankrekening heeft afgeschreven voor bankkosten die niet bestonden bij het aangaan van de rechtsverhouding met verweerster. Hij eist het bedrag terug alsmede een vergoeding van € 1500 voor geleden schade.
Volgens de SPA wet is het bij wijzigingen van voorwaarden (alleen) verplicht een contractant tijdig in te lichten. Duidelijk is dat verweerster de wijziging niet, ook niet na diens verzoek, heeft overgelegd. Verweerster heeft wel in februari 2013 de SPA Centrale bank geïnformeerd dat het hier een contract betreft waarbij bepaalde nieuwe kosten in rekening kunnen worden gebracht zonder instemming van de wederpartij.

De verwijzende SPA rechter (Rb Madrid) vraagt zich af of de SPA regelgeving verenigbaar is met EURrecht. Contractanten worden immers voor een voldongen feit gesteld. Er is weliswaar een mogelijkheid het contract kosteloos te beëindigen maar dit lijkt onvoldoende bescherming te bieden wanneer sprake is van langlopende overeenkomsten waar bovendien vaak andere overeenkomsten mee samenhangen. Hij stelt de volgende vragen:
1) Is artikel 22, lid 1, van wet 16/09 van 13 november 2009 op betalingsdiensten verenigbaar met het gemeenschapsrecht voor zover een bank op grond daarvan de kosten voor diensten in rekening kan brengen en/of kan verhogen door de aanvankelijk overeengekomen voorwaarden te wijzigen?
2) Biedt de mogelijkheid die de gebruiker heeft om het contract kosteloos te beëindigen, hem voldoende bescherming?
3) Zijn de tussen partijen overeengekomen contractuele bepalingen op grond waarvan kan worden gehandeld overeenkomstig het in de eerste vraag vermelde artikel, rechtsgeldig?
4) Is ten slotte, indien de voorgaande vragen bevestigend worden beantwoord, de opzegtermijn van twee maanden verenigbaar met het gemeenschapsrecht?

Specifiek beleidsterrein: VenJ, mede EZ

Gerelateerde documenten