C-189/14 Chain

Contentverzamelaar

C-189/14 Chain

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   9 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   26 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   26 juli 2014
Trefwoorden: sociale zekerheid; vrij verkeer werknemers

Onderwerp
- Verordening (EG) nr. 883/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialeverzekeringsstelsels (Pb L 166, blz. 1);
- Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 (Pb L 284, blz. 1)

Verzoeker Bogdan Chain heeft de POL nationaliteit en werkt voor het CYP uitzendbedrijf Atlanco Ltd. Verzoeker heeft in diverse EULS werk voor verweerster verricht (FRA, BEL, ROE en daarnaast ook twee maal in NOO). Zowel verzoeker als verweerster zijn geregistreerd voor sociale verzekeringen in CYP. Voor verzoeker zijn (normaal) premies afgedragen.
Verzoeker heeft formulier E101 ontvangen voor de periode van tewerkstelling in FRA, NOO en BEL, maar niet voor de periodes in ROE en de tweede periode in NOO. In 2011 vraagt hij verweerster om voorlopige vaststelling van de op hem van toepassing zijnde socialeverzekeringswetgeving bij de POL instanties. Laatstgenoemde wijzen de CYP wetgeving aan als op verzoeker van toepassing. Maar verzoeker heeft het formulier A101 nog steeds niet van de CYPaut ontvangen. Hij stapt dan naar de rechter en eist een verklaring voor recht dat verweerster verplicht is voor hem in ROE premies te betalen.

De verwijzende CYP rechter stelt vast dat het arrest Format geen oplossing biedt voor onderhavige casus. Met name wordt niet duidelijk onder welke EULS de werknemer valt voor socialeverzekeringsdoeleinden wanneer niet op voorhand of in de arbeidsovereenkomst zelf kan worden aangegeven in welke EULS hij werkzaam zal zijn. Zoals ook blijkt uit het genoemde arrest wordt het formulier afgegeven vóór de aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft, en wanneer niet te voren duidelijk is in welke EULS en gedurende welk tijdvak de werknemer zijn arbeid in loondienst zal verrichten, kan dit dus niet bij de aanvraag tot afgifte van dit formulier worden aangegeven. Hij ziet zich genoodzaakt het HvJEU de volgende vragen te stellen:
1. Moet het feit dat artikel 13, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 883/2004 [van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialeverzekeringsstelsels (PB L 166, blz. 1)] en artikel 14, lid 5, sub b, van de toepassingsverordening daarvan [verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 (PB L 284, blz. 1)] betrekking hebben op ‚degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten’, aldus worden uitgelegd dat hieronder ook een persoon valt die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst met één enkele, in een lidstaat van de Europese Unie gevestigde werkgever, arbeid verricht in twee andere lidstaten van de Unie, zelfs wanneer:
a) de tweede lidstaat waar die persoon werkzaam zal zijn, op het tijdstip dat A1-formulier wordt aangevraagd nog niet is of kan worden vastgesteld, wegens de bijzondere aard van de arbeid, namelijk de tijdelijke tewerkstelling van werknemers voor korte tijdvakken in verschillende lidstaten van de Europese Unie,
of
b) de duur van de tewerkstelling in de eerste en/of de tweede lidstaat nog niet is of kan worden bepaald wegens de bijzondere aard van de arbeid, namelijk de tijdelijke tewerkstelling van werknemers voor korte tijdvakken in verschillende lidstaten van de Europese Unie?
2. Indien het antwoord op de hierboven onder 1 gestelde vragen bevestigend luidt, kan artikel 14, lid 5, sub b, van verordening nr. 987/2009 met het oog op de toepassing van artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 883/2004, dan aldus worden uitgelegd dat met ‚degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten’ ook wordt gedoeld op de situatie dat zich tussen twee projecten in verschillende lidstaten perioden voordoen waarin de werknemer geen werkzaamheden verricht, terwijl dezelfde arbeidsovereenkomst van kracht blijft?
3. Indien het antwoord op de hierboven onder 1 gestelde vragen bevestigend luidt, sluit dan de omstandigheid dat de bevoegde lidstaat geen A1-formulier afgeeft, de toepassing van artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 883/2004 uit?
4. Leggen de artikelen 16, lid 5, en/of 20, lid 1, of enig ander artikel van verordening nr. 987/2009 de lidstaat de verplichting op om uit eigen beweging op basis van de voorlopige vaststelling van de toepasselijke wetgeving door de lidstaat van woonplaats, een Α1-formulier af te geven zonder dat de betrokken werkgever in de bevoegde lidstaat daartoe een afzonderlijk verzoek hoeft in te dienen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-115/11 Format
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten