C-195/18 B.S.

Contentverzamelaar

C-195/18 B.S.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 mei 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    30 juni 2018

Trefwoorden: gecombineerde nomenclatuur; douane; vrij verkeer; accijns;

Onderwerp:
-           Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken;
-           Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, bijlage 1;

Feiten:

Het geding heeft betrekking op de indeling van een door B.S. vervaardigd product onder de juiste douanecode van de gecombineerde nomenclatuur. In het bijzonder is de vraag of de door B.S. vervaardigde “drank op basis van bier en niet-alcoholhoudende dranken” diende te worden aangemerkt als een mengsel van bier van GN-code 2203 en niet-alcoholhoudende dranken dan wel of het ging om een “drank op basis van andere gegiste dranken en niet-alcoholhoudende dranken”, welke diende te worden ingedeeld onder GN-code 2206. B.S. is ten laste gelegd dat hij in de periode van juni 2011 – juni 2013 de belastingautoriteit onjuiste informatie heeft verstrekt in de accijnsaangiften, waardoor hij aanleiding zou hebben gegeven tot een derving van een aanzienlijk bedrag aan belastingen (1.334.159 PLN) en deze producten uit het belastingentrepot heeft vrijgegeven zonder deze eerst van accijnszegels te hebben voorzien, wat een strafbare feit oplevert. Bij vonnis van de rechter in eerste aanleg van 21.06.2017 is B. S. schuldig bevonden aan dit feit waardoor hij aanleiding heeft gegeven tot een derving van belastingen ten bedrage van 460.875.PLN, en de producten uit het belastingentrepot heeft vrijgegeven zonder deze eerst van accijnszegels te hebben voorzien, wat een strafbare feit oplevert en waarvoor hem een geldboete van 300 keer het dagtarief van 200 PLN is opgelegd. De advocaat van B.S. heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechter in eerste aanleg, waarbij hij het Hof heeft verzocht om een prejudiciële beslissing betreffende de uitlegging van Unierechtelijke bepalingen, meer bepaald betreffende de uitlegging van post 2203 van de gecombineerde nomenclatuur – “bier van mout” in de context van het relatieve aandeel moutbestanddelen en moutvrije bestanddelen in het wort voor de productie van bier.

Overweging:

De strafrechtelijke procedure in de onderhavige zaak is aanhangig gemaakt naar aanleiding van besluiten van de belastingautoriteit waarin de door B.S. voorgestane kwalificatie van zijn product als bier van GN-code 2203 wordt betwist omdat het wort te weinig moutbestanddelen zou bevatten. In het geval van de Franse Republiek* waren de verhoudingen tussen de moutbestanddelen niet van belang, aangezien het product in ieder geval onder GN-post 2203 werd ingedeeld. Gezien deze uiteenlopende uitlegging van de Poolse en de Franse autoriteiten bestaat er een behoefte aan harmonisatie van de rechtspraak met het oog op de bescherming van de interne markt en het vrij verkeer van goederen en kapitaal; soortgelijke producten uit verschillende EU-landen dienen immers volgens dezelfde regels te worden belast. De classificatie van het door B.S. vervaardigde product en de vraag of B.S. de door hem geproduceerde drank terecht als een mengsel van bier van GN-code 2203 en niet-alcoholhoudende dranken heeft geclassificeerd, zijn van cruciaal belang om vast te stellen of B.S. bij het indienen van zijn aangifte bij de belastingdienst onjuiste informatie heeft verstrekt. Aangezien de rechter in tweede aanleg verplicht was om zich tot het Hof te wenden omdat de prejudiciële vraag is opgeworpen in een zaak die aanhangig is bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is de verwijzende rechter overgegaan tot het stellen van vragen.

Prejudiciële vragen:

Dient artikel 2 van richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken, gelezen in samenhang met bijlage 1 bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus te worden uitgelegd dat een product waarbij bij de wortproductie moutextract, glucosestroop, citroenzuur en water is gebruikt, ook dan als bier van mout van GN-code 2203 van de gecombineerde nomenclatuur kan worden aangemerkt indien het aandeel moutvrije bestanddelen in het wort overheerst in vergelijking met de moutbestanddelen en voorafgaand aan de gisting glucosestroop aan het wort is toegevoegd, en aan de hand van welke criteria dient het relatieve aandeel moutbestanddelen en moutvrije bestanddelen in het wort te worden bepaald om het verkregen product als bier van GN-code 2203 aan te kunnen merken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: *FR-RTC-2015-000929, FR-RTC-2016-003782 en FRRTC-2016-003791.

Specifiek beleidsterrein: FIN;

Gerelateerde documenten