C-195/23 Partena 

Contentverzamelaar

C-195/23 Partena 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    24 mei 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    10 juli 2023

Trefwoorden: Aansluiting bij meerder socialezekerheidsstelsels, loyale samenwerking, voorrechten en immuniteiten van de EU.

Onderwerp:

-             Artikel 4, lid 3, VWEU (beginsel van loyale samenwerking);

-             Artikelen 12 en 14 van het Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.

Feiten:

Ambtenaar bij de Commissie GL oefent sinds 2015 ook een aanvullende onderwijsactiviteit uit. Na een herinnering door het Belgische “Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen” dat hij zich als zelfstandige dient aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds heeft GL zich aangesloten bij het Partena-fonds en de sociale bijdragen betaald. Op 15 maart 2022 heeft hij deze aansluiting betwist en terugbetaling van de door hem betaalde bijdragen gevorderd. GL heeft deze zaak op 13 oktober 2022 aanhangig gemaakt bij de verwijzende rechter, het tribunal du travail francophone de Bruxelles. 

Overweging:

Volgens GL is de verplichting zich aan te sluiten bij een socialezekerheidsstelsel voor zelfstandigen in strijd met het beginsel dat een EU-ambtenaar maar bij één socialezekerheidsstelsel aangezien kan zijn en met het beginsel van loyale samenwerking. Dit laatste omdat deze verplichting een belemmering kan vormen voor het uitoefenen van een beroep binnen een EU-instelling. Partena stelt daartegenover dat GL zelfstandige is en dus moet zijn aangesloten bij een fonds voor zelfstandigen.  

Uit verordening 883/2004 volgt dat slechts één wetgeving van toepassing is, maar dit beginsel is niet van toepassing is op EU-ambtenaren. De verwijzende rechter twijfelt of dit beginsel niet naar analogie kan worden toegepast op EU-ambtenaren. Uit het arrest Lobkowicz lijkt een bevestigend antwoord te volgen. Hieruit volgt namelijk dat de Unie uitsluitend bevoegd is te bepalen welke socialezekerheidsregels van toepassing zijn op haar ambtenaren.

Voorts wijst de verwijzende rechter op de arresten Wojciechowski, Melchior en Lobkowicz. Onder verwijzing naar het beginsel van loyale samenwerking heeft het Hof daarin nationale bepalingen op het gebied van de sociale zekerheid terzijde geschoven omdat deze bepalingen de uitoefening van een beroepsactiviteit binnen de EU-instellingen kunnen belemmeren.

NB: er is een vergelijkbare vraag aanhangig bij het Hof: zaak C-415/22.

Prejudiciële vraag:

Staan het Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 14 daarvan, het beginsel dat op nog actieve of gepensioneerde werknemers en zelfstandigen slechts één wettelijke regeling op het gebied van sociale zekerheid van toepassing is, en het beginsel van loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie eraan in de weg dat een lidstaat een ambtenaar die naast zijn werkzaamheden bij een Europese instelling met toestemming van deze instelling een aanvullende onderwijsactiviteit uitoefent, verplicht om zich te onderwerpen aan een nationaal socialezekerheidsstelsel en om sociale bijdragen te betalen, terwijl deze ambtenaar op grond van het ambtenarenstatuut reeds is onderworpen aan het gemeenschappelijk stelsel van sociale zekerheid van de instellingen van de Europese Unie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Arresten van 10 mei 2017, C-690/15, EU:C:2017:355, van 10 september 2015, C408/14, EU:C:2015:591 en van 4 februari 2015, C647/13, EU:C:2015:54.

Specifiek beleidsterrein: SZW, BZK