C-198/13 Julian Hernández ea

Contentverzamelaar

C-198/13 Julian Hernández ea

Prejudiciële Hofzaak
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 juni 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   23 juli 2013
Trefwoorden: arbeidscontracten; insolventie werkgever; Handvest grondrechten

Onderwerp:
- Handvest grondrechten (artikel 20 – beginselen van gelijkheid en non-discriminatie).
- Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

Verzoekers (Hernández en zes anderen) hebben een procedure aanhangig gemaakt tegen de SPA staat om betaling te verkrijgen van loon gedurende de periode dat hun zaak waarin zij hun ontslag bij de rechter aanvechten in behandeling is. Het gaat om de periode van 10 maart – 8 oktober 2009. Zij ontlenen dit recht aan het WRv in arbeidszaken, volgens hetwelk werknemers bij surseance van betaling van een werkgever loon dat verschuldigd is voor de periode waarin het ontslag voor de rechter wordt aangevochten, van de overheid kunnen vorderen wanneer meer dan 60 werkdagen verstrijken tussen het instellen van het beroep tegen het ontslag en de eerste uitspraak inzake het kennelijk onredelijk ontslag. Maar dit artikel vindt geen toepassing als de rechter de nietigheid van de beslissing (in plaats van de kennelijke onredelijkheid) heeft vastgesteld. Verzoekers stellen dat het op deze wijze onderscheid maken in strijd is met het in de grondwet opgenomen beginsel dat eenieder gelijk is voor de wet.

De verwijzende SPA rechter wijst erop dat het wezenlijke verschil tussen kennelijk redelijk en nietig ontslag erin ligt dat in het eerste geval de werkgever (in de regel), in plaats van de werknemer weer in dienst te nemen, de overeenkomst kan ontbinden door naast „salarios de tramitación” ook een vergoeding te betalen, terwijl in het geval van nietigheid de werkgever verplicht is om de werknemer weer in dienst te nemen (en „salarios de tramitación” te betalen). Hij vraagt zich af in hoeverre dit overeenstemt met Europeesrechtelijke regels, en stelt het HvJEU de volgende vragen:
1) Valt de regeling die voortvloeit uit artikel 57 van de wet op het Estatuto de los Trabajadores (werknemersstatuut) juncto artikel 116, lid 2, van de geconsolideerde versie van de Ley de Procedimiento Laboral (wetboek van rechtsvordering in arbeidszaken), te weten de praktijk van de overheid van het Koninkrijk Spanje om, bij insolventie van de werkgever, rechtstreeks aan de werknemers „salarios de tramitación” (loon dat verschuldigd is tijdens de procedure waarin het ontslag wordt aangevochten) te betalen vanaf het verstrijken van de 60ste (thans 90ste) werkdag na het instellen van het beroep bij de bevoegde rechter, binnen de werkingssfeer van richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever, en met name onder artikel 1, lid 1, artikel 2, leden 3 en 4, en de artikelen 3, 5 en 11 daarvan?
2) Zo ja, is de praktijk van de overheid van het Koninkrijk Spanje om, bij insolventie van de werkgever, rechtstreeks aan de werknemers „salarios de tramitación” te betalen vanaf het verstrijken van de 60ste (thans 90ste) werkdag na het instellen van het beroep, maar alleen voor ontslagen waarvan het kennelijk onredelijk karakter door de rechter is vastgesteld en niet voor ontslagen waarvan de nietigheid door de rechter is vastgesteld, in strijd met artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in elk geval met het algemeen beginsel van gelijkheid en non-discriminatie van het Unierecht?
3) In het verlengde van de vorige vraag: kan een rechterlijke instantie zoals de verwijzende rechter een regeling buiten toepassing laten op grond waarvan de overheid van het Koninkrijk Spanje, bij insolventie van de werkgever, rechtstreeks aan de werknemers „salarios de tramitación” kan betalen vanaf het verstrijken van de 60ste (thans 90ste) werkdag na het instellen van het beroep, maar alleen voor ontslagen waarvan het kennelijk onredelijk karakter door de rechter is vastgesteld en niet voor ontslagen waarvan de nietigheid door de rechter is vastgesteld, wanneer tussen beide soorten ontslagen geen objectieve verschillen blijken te bestaan met betrekking tot die „salarios de tramitación”?

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten