C-198/14 Visnapuu

Contentverzamelaar

C-198/14 Visnapuu

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   5 juli 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   5 augustus 2014
Trefwoorden: verbod kwantitatieve invoerbeperkingen

Onderwerp
- VWEU artikel 34 – 37 (kwantitatieve invoerbeperkingen); artikel 110 (geen hogere belasting op producten andere EULS)
- Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval

De EST firma European Investment Group Oü (EIG) verkoopt via haar internetpagina alcoholische dranken aan FIN klanten. De goederen worden door EIG in FIN aan huis bezorgd. Zij doet geen aangifte bij de FIN douane en betaalt dan ook geen accijnzen. Zij heeft evenmin een vergunning zoals vereist in de FIN Wet betreffende alcohol (voor de invoer van alcohol niet voor eigen gebruik). FIN OM stelt een strafvervolging in tegen verzoeker (als vertegenwoordiger van EIG) voor het ontduiken van belastingen en verpakkingsaccijns. Voor belasting op verpakking kan alleen vrijstelling verkregen worden indien gebruik wordt gemaakt van een systeem van hergebruik of recycling.
De (straf-)rechter oordeelt dat niet is gebleken dat de FIN regelgeving als kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking moet worden beschouwd. Er zijn geen andere dan ecologische overwegingen om de betreffende belasting te heffen, zowel voor binnenlandse als buitenlandse producten. Doelstelling van de regeling (zoals door OM als standpunt naar voren gebracht) is immers om de afvallast te beperken en hergebruik/recycling te stimuleren.
Verzoeker gaat in hoger beroep bij de verwijzende rechter, primair tot vernietiging van de veroordeling, subsidiair tot het indienen van een prejudicieel verzoek bij het HvJEU. Hij meent dat de FIN regeling op zijn minst indirect discriminerend is, zodat er strijd is met zowel VWEU artikel 34 als 110. Praktisch gezien is het opzetten van een retour- of recyclingsysteem voor een kleine buitenlandse ondernemer door de hoge kosten niet haalbaar.

De verwijzende FIN rechter (Helsingin Hovioikeus) legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Dient de toelaatbaarheid van de Finse accijnsregeling voor drankverpakkingen, volgens welke drankverpakkingsaccijns wordt geheven indien de verpakking niet valt onder een retoursysteem, worden getoetst aan artikel 110 VWEU in plaats van artikel 34 VWEU? Bij dit retoursysteem moet het gaan om een statiegeldsysteem waarbij door de verpakker of de invoerder van de dranken individueel of op de in de jätelaki of de overeenkomstige wetgeving betreffende de regio Ahvenmaa bepaalde wijze wordt gezorgd voor hergebruik of recycling van de drankverpakkingen, hetzij doordat de verpakking opnieuw wordt gevuld hetzij wordt aangewend ter terugwinning van stoffen.
2) Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is de genoemde regeling verenigbaar met de artikelen 1, lid 1, 7 en 15 van richtlijn 94/62/EG, mede bezien in het licht van artikel 110 VWEU?
3) Voor het geval dat de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is de genoemde regeling verenigbaar met de artikelen 1, lid 1, 7 en 15 van richtlijn 94/62/EG, mede bezien in het licht van artikel 34 VWEU?
4) Voor het geval dat de derde vraag ontkennend wordt beantwoord, moet worden aangenomen dat artikel 36 VWEU de Finse accijnsregeling voor drankverpakkingen toestaat?
5) Kan het vereiste dat eenieder die alcoholische dranken gebruikt voor commerciële doeleinden, ter zake van zijn handelingen met betrekking tot de ingevoerde alcoholische dranken dient te beschikken over een speciale detailhandelsvergunning, in een situatie waarin een Finse koper via internet of via andere manieren van verkoop op afstand alcoholische dranken koopt van een in een andere lidstaat gevestigde verkoper die het vervoer naar Finland verzorgt, geacht worden betrekking te hebben op het bestaan van een monopolie of een deel uit te maken van de werking van een monopolie, zodat de bepalingen van artikel 34 VWEU zich er niet tegen verzetten en het vereiste moet worden beoordeeld in het licht van artikel 37 VWEU?
6) Voor het geval dat de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord, is het vergunningsvereiste verenigbaar met de in artikel 37 VWEU gestelde voorwaarden voor nationale monopolies van commerciële aard?
7) Voor het geval dat de vijfde vraag ontkennend wordt beantwoord en artikel 34 VWEU toepasselijk is, vormt de Finse regeling, volgens welke, ingeval via internet of via andere manieren van verkoop op afstand alcoholische dranken uit het buitenland worden besteld, de invoer van die dranken voor eigen gebruik slechts is toegestaan wanneer de persoon die de bestelling plaatst zelf, of een derde die niet de verkoper is, de alcoholische dranken het land binnenbrengt, terwijl in de andere gevallen voor de invoer een vergunning krachtens de alkoholilaki is vereist, een met artikel 34 VWEU strijdige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking?
8) Voor het geval de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, kan een dergelijk invoerverbod dan als gerechtvaardigd en evenredig ter bescherming van de gezondheid en het leven van personen worden aangemerkt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-383/01 Danske Bilimportorer; C-134/07 Kawala;
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten