C-198/24  Mr Green   

Contentverzamelaar

C-198/24  Mr Green   

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 juni 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    27 juli 2024


Trefwoorden: conservatoir beslag; voorwaarden tenuitvoerlegging


Onderwerp: 
-    Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken: overweging 14, artikelen 7, 22, 46, lid 1 en 48.  
-    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. 

Feiten:
Verwerende partij is een op Malta gevestigde kansspelonderneming. De in Oostenrijk woonachtige verzoekende partij leed verliezen bij online kansspelen bij verwerende partij en eiste dit op bij de Oostenrijkse rechter, wat is toegekend in eerste aanleg en hoger beroep. Beide oordelen zijn onherroepelijk en uitvoerbaar, maar de vordering is nog niet betaald. Conform een Maltese wet zijn vorderingen tegen kansspelondernemers met een Maltese vergunning verboden, en moeten buitenlandse beslissingen inzake dergelijke vorderingen op Malta worden afgewezen. 

Overweging:
In onderhavig geschil liggen tussen de handeling van verwerende partij en het verzoek bij de rechter in eerste aanleg volgens de verwijzende Oostenrijkse rechter meer dan drie jaar. De periode van drie jaar of langer pleit volgens de verwijzende rechter tegen de urgentie van conservatoir beslag. Volgens de verwijzende rechter schendt de Maltese wet artikel 22 van verordening (EU) nr. 655/2014, om welke reden het verzochte beslag op de Maltese bankrekening en daarmee inning van de vordering op Malta onmogelijk of zeer wordt bemoeilijkt. Conform de bewoordingen van artikel 7, lid 1, van verordening (EU) nr. 655/2014, is volgens de verwijzende rechter het risico voor tenuitvoerlegging niet alleen beperkt tot handelingen van de schuldenaar, maar kan dit ook worden gebaseerd op de handelswijze van derden, waardoor de Maltese wet als hindernis kan worden beschouwd. Overweging 14 van die verordening verwijst volgens de verwijzende rechter bij het staven van risico naar een aan de schuldenaar toerekenbare handelwijze, zonder in te gaan op handelingen van derden. De Maltese wet verhindert volgens de verwijzende rechter noch een conservatoir beslag, met name op bankrekeningen in andere lidstaten, noch rechtvaardigt deze wet, als hindernis voor beslag op de Maltese bankrekening, instemming met het conservatoir beslag. 

Prejudiciële vragen:
Moet artikel 7, lid 1, van verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (Pb 2014, L 189, blz. 59), aldus worden uitgelegd dat handelingen van de schuldenaar van drie jaar of langer geleden en/of hindernissen bij de tenuitvoerlegging van de beslissing in de lidstaat van de schuldenaar niet in aanmerking hoeven te worden genomen? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-555/18, K.H.K. (Account Preservation); C-291/21, Starkinvest.  
Specifiek beleidsterrein: EZK
 

Gerelateerde documenten