C-2/17

Contentverzamelaar

C-2/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   24 februari 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       10 maart 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   10 april 2017

Trefwoorden: sociale zekerheid (pensioen); vrij verkeer werknemers; gelijke behandeling

Onderwerp: - verdrag SPA/ZWI inzake sociale zekerheid (Bern, 11-06-1982);
- verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Verzoeker is een zaak gestart tegen het SPA Nationaal orgaan sociale zekerheid (INSS) en de ‘sociale schatkist’ (TGSS) wegens een besluit van 30-01-2014 (en een gecorrigeerd besluit van 26-09-2014) waarmee hem een ouderdomspensioen is toegekend. Verzoeker is het niet eens met de berekeningsgrondslag. Verzoeker heeft tussen augustus 1965 en juni 1980 bijdragen sociale zekerheid in SPA betaald (hoewel dit niet meer voor alle maanden is te achterhalen). Vanaf 01-05-1984 tot 30-11-2007 heeft hij in ZWI gewerkt en bijdragen betaald. Na zijn terugkeer in SPA heeft hij op 01-12-2007 op grond van artikel 15 van de SPA wet (van 13-10-2003) een bijzondere overeenkomst voor SPA emigranten, en hun kinderen, die in het buitenland werken, afgesloten. Sinds die datum heeft hij tot 01-01-2014 in SPA bijdragen betaald. Na aanvraag van zijn ouderdomspensioen wordt hem dit na bepaalde correcties toegekend, waarbij voor de grondslagberekening rekening werd gehouden met het tijdvak van 01-01-1998 tot 30-12-2013, en, wat het bedrag van het te betalen pensioen betreft, van 01-12-2007 tot 31-12-2013 de bijdragegrondslagen zoals voorzien in bovengenoemde bijzondere overeenkomst, en voor de periode 01-01-1998 tot 30-11-2007, de op elk tijdstip geldende minimale bijdragegrondslagen. Verzoeker is het niet eens met de minimale grondslag, waarbij hij zich beroept op het SPA-ZWI verdrag inzake sociale zekerheid. Hij stelt dat voor de periode 01-01-1998 en 30-11-2007 de SPA gemiddelde bijdragegrondslag moet worden toegepast alsmede aanpassing aan de indexcijfers consumentenprijzen. De geadieerde rechter wijst zijn vordering op 30-09-2015 toe (de berekening moet op gemiddelde grondslag worden berekend), waarop INSS in hoger beroep gaat: het SPA-ZWI verdrag ondersteunt de toepassing van gemiddelde grondslagen niet.

Bij de verwijzende SPA rechter (Hoogste rechter Galicia) herhaalt verzoeker dat het SPA-ZWI verdrag van toepassing is omdat het gunstiger is voor verzoeker en dat de berekening van verweerder in elk geval onjuist is. De verwijzende rechter wijst op zijn eerder oordeel dat bij letterlijke uitleg (artikel 14 van het verdrag) het SPA-ZWI verdrag altijd de minimale grondslag in aanmerking neemt. Op grond van het iura novit curia beginsel kijkt de rechter naar Vo. 883/2004, de vrij verkeersbepalingen en de nationale regeling. Met name de laatste brengt twijfel of de berekening van verweerder juist is. Het gaat dan om de vraag of van de uitdrukking ‘de SPA bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt’ (bijlage XI.G.2 van Vo. 883/2004) moeten worden geacht te zijn uitgesloten de bijdragegrondslagen die voortvloeien uit de sluiting van de bijzondere overeenkomst voor teruggekeerde SPA emigranten (mogelijke strijd met het vrij verkeer van werknemers en gelijke behandeling: niet-migrerende arbeiders kunnen hogere dan minimale bijdragen betalen). Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

1. Moeten van de uitdrukking “de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt”, waarnaar wordt verwezen in bijlage XI.G.2 bij verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, worden geacht te zijn uitgesloten de bijdragegrondslagen die voortvloeien uit de toepassing van een Spaans nationaal voorschrift, volgens hetwelk een migrerende werknemer die is teruggekeerd en van wie de laatste Spaanse feitelijke bijdragen hoger waren dan de minimale grondslagen, enkel een overeenkomst kan sluiten waarbij de bijdragen worden gehandhaafd overeenkomstig minimale grondslagen, terwijl hij de mogelijkheid zou hebben gehad om een dergelijke overeenkomst te sluiten voor hogere grondslagen indien hij een niet-migrerende werknemer zou zijn?
2. Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, is het dan gelet op bijlage XI.G.2 bij verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 passend om ter vergoeding van de door de migrerende werknemer geleden schade uit te gaan van de naar behoren aangepaste laatste Spaanse feitelijke bijdragen en het tijdvak van bijdragebetaling krachtens de overeenkomst inzake handhaving van de bijdragen te beschouwen als een neutraal tijdvak of een onderbreking?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: 

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten