C-201/13 Deckmyn et Vrijheidsfonds

Contentverzamelaar

C-201/13 Deckmyn et Vrijheidsfonds

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 juni 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   23 juli 2013
Trefwoorden: auteursrechten; handvest grondrechten

Onderwerp:
- Handvest Grondrechten artikel 11 (vrijheid van meningsuiting en van informatie); artikel 13 (vrijheid van kunsten en wetenschappen); artikel 17 (recht op eigendom);
- Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

De vijf verweerders in deze zaak zijn de erfgenamen van de bedenker van Suske en Wiske, Willebrord (Willy) Vandersteen. In 1993 is een overeenkomst gesloten tussen de rechtsopvolger van Vandersteen als ‘auteur van de serie Suske en Wiske’, CVOA Amoras II, en de NV Standaard Uitgeverij, thans WPG Uitgevers België, waarbij de exclusieve exploitatierechten voor een termijn van 50 jaar onder voorwaarden zijn overgedragen.
Deckmyn is lid van de politieke partij het Vlaams Belang; de VZW Vrijheidsfonds heeft als statutair doel Vlaams Belang financieel en materieel te ondersteunen.
Op de Nieuwjaarsreceptie begin 2011 deelt Deckmyn kalenders uit met een omslagtekening getiteld ‘de wilde weldoener’ die sterk lijkt op de voorzijde van een Suske en Wiske-album dat dezelfde titel draagt. Op de kalender staat vermeld dat Deckmijn de verantwoordelijk uitgever is. De verwijzingsbeschikking toont van zowel spotprent als oorspronkelijke omslag een afbeelding.
Verweerders dagvaarden verzoekers en stellen schending van hun auteursrechten. Zij eisen dat op straffe van een dwangsom verder gebruik van de tekening op iedere wijze onmiddellijk wordt verboden en worden door de rechter in eerste aanleg in het gelijk gesteld. Verzoekers gaan daarop in hoger beroep.
Naast alle processuele verwikkelingen die hier buiten beschouwing kunnen blijven. Verweerders stellen dat de gelaakte tekening als ook het lettertype van de tekst duidelijk als onderdeel van een Suske en Wiskestrip herkenbaar zijn. Dat het hier niet een cadeau van de uitgever van Suske en Wiske betreft maar promotiemateriaal ten behoeve van ledenwerving voor Vlaams Belang is wordt pas duidelijk als men de kalender openslaat. Verweerders stellen dat er verwarring bij het publiek teweeg is gebracht door gebruik van de stripfiguren in een campagne voor een extreemrechtse partij. Ook zijn zij van mening dat de tekening niet voldoet aan de voorwaarden voor het stempel ‘parodie’.
Verzoekers zijn van mening dat het hier wel degelijk een parodie betreft maar dat de voorwaarden voor het vaststellen van een parodie niet wettelijk zijn vastgelegd.

De verwijzende BEL rechter constateert dat het begrip parodie, geoemd in de BEL wet betreffende het auteursrecht, geen equivalent heeft in Europese regelgeving. Om deze zaak te kunnen beslissen stelt hij het HvJEU de volgende vragen:
1. Is het begrip "parodie" een autonoom Unierechtelijk begrip?
2. Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
- het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
- en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
- erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
- de bron vermelden van het geparodieerde werk.
3. Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-245/00 SENA; C-306/05 SGAE
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten