C-202/22 TAP – Transportes Aereos Portugueses

Contentverzamelaar

C-202/22 TAP – Transportes Aereos Portugueses

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    13 mei 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    29 juni 2022

Trefwoorden : compensatie luchtreizigers, buitengewone omstandigheden, busvervoer, vertraging

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

Feiten:

WH en NX hebben tegen TAP – Transportes Aéreos Portugueses, SA, een vordering ingesteld waarbij zij verzoeken dat deze wordt veroordeeld tot betaling aan ieder van hen van 400 EUR, vermeerderd met rente vanaf de datum van betekening van de vordering. Verzoekers stellen dat zij met verweerster een overeenkomst hadden gesloten voor een vliegreis van München naar Porto, via Lissabon. Doordat de vlucht München-Lissabon vertraging had opgelopen, hebben zij de aansluitende vlucht naar Porto gemist. Bijgevolg hebben zij dit traject per bus afgelegd en zijn zij 6 uur en 20 minuten na de geplande tijd op hun bestemming aangekomen. Verweerster betoogt dat de vertraging van de vlucht van München naar Lissabon te wijten was aan de weersomstandigheden in München, die de verkeersleider ertoe noopten het luchtverkeer te beperken. Dat had gevolgen voor de vlucht die eerder met hetzelfde toestel van Lissabon naar München was uitgevoerd. Aangezien verzoekers de verbinding Lissabon-Porto hadden gemist, heeft verweerster hen zo snel mogelijk naar hun eindbestemming gebracht met een bus, die 2 uur en 40 minuten na de geplande tijd op de bestemming aankwam. Verweerster beroept zich dus op buitengewone omstandigheden ter rechtvaardiging van de vertraging, die ook na het treffen van redelijke maatregelen niet had kunnen worden vermeden.

Overweging:

In het licht van de bewezen feiten is de verwijzende rechter het met verweerster eens. Hij voegt er in dit verband aan toe dat de luchtvaartmaatschappij zich volgens de rechtspraak van het Hof kan beroepen op een buitengewone omstandigheid die een eerdere vlucht van hetzelfde vliegtuig heeft beïnvloed, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen het plaatsvinden van de buitengewone omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. De vraag is of de begrippen vluchtvertraging en vluchtannulering in de zin van de verordening kunnen worden toegepast op busvervoer dat door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert als alternatief vervoer wordt aangeboden aan passagiers nadat zij de aansluitende vlucht naar hun eindbestemming hebben gemist. Pas nadat deze twijfel is opgehelderd, zal kunnen worden beslist of de passagiers al dan niet recht hebben op compensatie wegens de vertraging van die bus, net zoals zij recht zouden hebben op compensatie wegens de vertraging van de vlucht. Zo ja, rijst de vraag of vertraging ten opzichte van de geplande aankomsttijd die wordt veroorzaakt door een defect van de bus tijdens de reis, waardoor deze moet worden vervangen, een buitengewone omstandigheid vormt die de luchtvaartmaatschappij vrijstelt van de verplichting om compensatie te betalen.

Prejudiciële vragen:

Moet de lange vertraging die ontstaat bij het vervoer naar de eindbestemming met een bus die door de uitvoerende luchtvaartmaatschappij ter beschikking wordt gesteld aan de passagiers die een aansluitende vlucht hebben gemist, gelet op artikel 5, lid 1, onder c), artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 261/2004, op dezelfde wijze worden gecompenseerd als vertragingen bij vluchten?

Moet een defect aan die bus, alsook de noodzaak om deze tijdens de rit naar de eindbestemming te vervangen, gelet op overweging 14 en artikel 7, lid 3, van verordening nr. 261/2004, worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid op grond waarvan de luchtvaartmaatschappij is vrijgesteld van de verplichting om de passagiers te compenseren in geval van grote vertraging ten opzichte van het geplande of te verwachten tijdstip van aankomst van de bus op de eindbestemming?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-402/07 en C-432/07), (C-83/10), Transportes Aéreos Portugueses (C-74/19)

Specifiek beleidsterrein: IenW