C-203/99, Henning Veedfald, arrest van 10 mei 2001

Contentverzamelaar

C-203/99, Henning Veedfald, arrest van 10 mei 2001

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van 10 mei 2001 in zaak C-203/99, Henning Veedfald tegen Ärhus Amtskommune

Betrokken departementen
VWS, Jus, EZ

Sleutelwoorden
Harmonisatie van wetgevingen - Richtlijn 85/374/EEG - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken - Uitsluiting van aansprakelijkheid - Voorwaarden

Beleidsrelevantie
Bij het vervaardigen en het gebruiken van producten in het kader van hun dienstverrichting kunnen medische instellingen aansprakelijk zijn voor schade die door deze producten wordt veroorzaakt. De mogelijkheden van de lidstaten om limieten te stellen aan de te vergoeden categorieën van stoffelijke schade ten gevolge van dood of lichamelijk letsel dan wel beschadiging of vernietiging van een zaak zijn beperkt.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Veedfald (eiser) diende in bet ziekenhuis van Skejby (Denemarken) een niertransplantatie te ondergaan. Nadat de nier bij de donor, zijn broer, was verwijderd, werd zij met het oog op de transplantatie gespoeld met een infusievloeistof. Deze was gebrekkig waardoor de nier ongeschikt werd voor transplantatie. De vloeistof was bereid in de apotheek van een ander ziekenhuis, waarvan evenwel ook gedaagde (Amtskommune) eigenaar en beheerder is. Veedfald vordert schadevergoeding met een beroep op de Deense wet ter implementatie van bovengenoemde richtlijn. Nadat de vordering is afgewezen wordt hoger beroep ingesteld bij bet Hojesteret, dat een vijftal prejudiciële vragen stelt.

In de EU-richtlijn over productaansprakelijkheid is een aantal uitzonderingen opgenomen, waar de Deense overheid een beroep op doet. Deze uitzonderingen betreffen onder andere de mogelijkheid dat een product de controlesfeer van het product niet heeft verlaten en de situatie waarin er geen rechtstreekse economische band is tussen de producent en eiser.

Het Hof oordeelt bij het beantwoorden van deze vragen het volgende. Een gebrekkig product is in het verkeer gebracht wanneer het wordt gebruikt bij een bepaalde medische dienstverrichting om een menselijk orgaan voor te bereiden voor transplantatie, en het orgaan bij die voorbereiding wordt beschadigd. De persoon voor wie het product bestemd is, moest zich in casu naar de controlesfeer van het ziekenhuis (de producent) begeven, waardoor het product in het verkeer is gebracht. Indien het product bij een derde was verkregen, zou er geen twijfel bestaan dat het product in het verkeer is gebracht.

Tevens oordeelt het Hof dat er geen uitsluiting van aansprakelijkheid mogelijk is bij een gebrekkig product dat is vervaardigd en gebruikt in het kader van een medische dienstverrichting die volledig met openbare middelen wordt gefinancierd, zonder financiële bijdrage van de patient. Het feit dat het hier gaat om een activiteit zonder economisch doel (nl. een medische dienstverrichting) en het product niet is vervaardigd in het kader van de beroepsuitoefening, doet hier niet aan af.

Met betrekking tot de schade oordeelt het Hof dat een lidstaat geen beperkingen kan stellen aan de te vergoeden categorieën van stoffelijke schade ten gevolge van dood of lichamelijk letsel dan wel beschadiging of vernietiging van een zaak. Het is aan de nationale rechter om na te gaan in welke categorie de schade moet worden ondergebracht. Hij kan krachtens de richtlijn echter niet elke vergoeding weigeren op grond dat, hoewel aan de andere aansprakelijkheidsvoorwaarden is voldaan, de geleden schade niet in een der hierboven bedoelde categorieën kan worden ondergebracht.

Korte analyse
Het arrest is in de eerste plaats van belang voor ziekenhuizen en andere medische instellingen. Indien zij ten behoeve van een medische dienstverrichting een product vervaardigen dat gebrekkig is, is het ziekenhuis of de instelling als producent voor de daardoor veroorzaakte schade (ingevolge art. 6:185 BW) aansprakelijk. Het Hof bepaalt dat in een dergelijk geval het product wel degelijk in het verkeer is gebracht en is vervaardigd met een economisch doel of in het kader van de uitoefening van een beroep. Bij dit laatste doet er niet aan af dat de medische dienstverrichting volledig met openbare middelen wordt gefinancierd, zonder financiële bijdrage van de patient.

Voorts is van belang dat het Hof bepaalt dat een lidstaat geen beperkingen kan stellen aan (o.m.) de te vergoeden categorieën van schade door dood of letsel. Vooropgesteld zij de achtergrond van de prejudiciële vraag die tot dit oordeel heeft geleid niet duidelijk is. Daarom is ook niet geheel duidelijk hoe het oordeel van het Hof moet worden begrepen. Evenwel uitgaande van de stellige bewoordingen van het Hof, zou dit oordeel consequenties kunnen hebben voor het stelsel van de artikelen 6: 107 en 108 BW indien een ander dan het slachtoffer de producent aanspreekt ter zake van schade door dood of letsel. Artikel 6: 107 BW geeft nl. een uitputtende regeling van de gevallen waarin derden bij verwonding schadevergoeding kunnen vorderen. Dit kan alleen indien zich naar deze derden de schade van het slachtoffer heeft 'verplaatst'. Daarnaast geeft ook artikel 6:108 BW een limitatieve opsomming van gerechtigden die vergoeding kunnen vorderen van de in dit artikel genoemde schadeposten voor het geval iemand overlijdt. Derden hebben derhalve buiten de in de artikelen 6:107 en 108 BW bedoelde gevallen geen recht op schadevergoeding, zelfs niet als jegens hen onrechtmatig is gehandeld. Het is echter de vraag of in geval van productenaansprakelijkheid het toegestaan is om zulke beperkingen te stellen ter zake van de vergoeding van categorieën van schade van derden.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Medische instellingen moeten zich bewust worden van de mogelijke financiële consequenties die deze uitspraak kan hebben bij schadeclaims door patiënten en derden. Tevens is het mogelijk dat het stelsel van de artikelen 6: 107 en 108 BW moet worden herzien in het licht van dit arrest.

Voorstel voor behandeling
Het fiche zal toegestuurd worden aan VWS en Justitie. Justitie zal in afstemming met VWS bezien of het nodig is de artikelen 6:107 en 6:108 BW aan te passen.