C-206/13 Siragusa

Contentverzamelaar

C-206/13 Siragusa

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 juli 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   16 augustus 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   16 september 2013
Trefwoorden: milieubescherming (Verdrag van Aarhus); handvest grondrechten; evenredigheidsbeginsel

Onderwerp: 
- Besluit nr. 2005/370/EG van 17 februari 2005 van de Raad betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden;
- Handvest grondrechten artikel 17 (eigendomsrecht)
- Richtlijn 2003/4/EG van 28 januari 2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie

Verzoeker Cruciano Siragusa is eigenaar van grond op Sicilië/ITA dat in een landschapsbeschermingsgebied ligt. Hij heeft wijzigingen aangebracht in zijn bezit (een bouwwerk opgericht) zonder tevoren een vergunning aan te vragen. Het is voor terreineigenaren wettelijk mogelijk zonder vergunning werkzaamheden te (doen) verrichten als de activiteiten maar verenigbaar zijn met de esthetisch-culturele waarden van het gebied, en achteraf een legalisatievergunning te vragen.
Hij vraagt daarom de gemeentelijke instantie die verantwoordelijk is voor ruimtelijke ordening om een dergelijke vergunning. Voordat deze instantie de vergunning kan afgeven moet de instantie verantwoordelijk voor landschapsbescherming goedkeuring geven, maar die laatste geeft een negatief besluit omdat naar haar oordeel niet kan worden onderzocht of de gevolgen van de werkzaamheden, te weten een toename van het volume, verenigbaar zijn met de ITA regelgeving.
Verzoeker gaat in beroep tegen het besluit dat inhoudt ‘de plaats in de vorige toestand te herstellen’ door alle onrechtmatig verrichte werkzaamheden binnen een termijn van 120 dagen ongedaan te maken. Het gaat om ‘volumetoename’ die volgens de autoriteiten onrechtmatig is. Verzoeker meent dat de sanctie onevenredig is omdat niet beoordeeld is of een boete kon worden opgelegd.

De verwijzende ITA rechter vraagt zich af of de ITA regelgeving over het bepalen van de volumetoename verenigbaar is met EU-recht en of een beroep op het Handvest door betrokkene gerechtvaardigd is voor zover het de bescherming van zijn eigendomsrechten betreft. Het litigieuze bouwwerk is niet inhoudelijk beoordeeld zodat het kan gebeuren dat verzoeker, na het verwijderen van de constructie hetzelfde bouwwerk, maar dan mét vergunning weer neerzet.
Omdat recente jurisprudentie van het Hof (C-416/10) geen oplossing biedt stelt hij de volgende vraag aan het HvJEU:
“Staan artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het evenredigheidsbeginsel, als algemeen beginsel van Unierecht, in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die, zoals artikel 167, lid 4, sub a, van Decreto legislativo nr. 42 van 2004, uitsluit dat achteraf een landschapsvergunning wordt toegekend om menselijke ingrepen waardoor oppervlakten en volumes zijn toegenomen te legaliseren, ongeacht of die ingrepen in concreto al dan niet verenigbaar zijn met de landschapsbeschermingswaarden van het specifieke gebied?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-416/10 Krizan
Specifiek beleidsterrein: IenM
Mede EZ

Gerelateerde documenten