C-207/22, C-267/22 en C-290/22 Lineas – Concessoes de Transportes e.a.

Contentverzamelaar

C-207/22, C-267/22 en C-290/22 Lineas – Concessoes de Transportes e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    19 juli 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    5 september 2022

Trefwoorden: holding, vennootschap, financiële instelling

Onderwerp:

•            Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG

•            Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012

Feiten:

De zaken betreffen elk holdings gevestigd in Portugal. Zij hebben als maatschappelijk doel ,,het beheer van deelnemingen in andere ondernemingen, als indirecte vorm van uitoefening van economische activiteiten”. Verzoekers zijn het oneens met de aanslagen inzake zegelrecht. Zij geven aan dat zij moeten worden gekwalificeerd als een holding en derhalve vallen onder het begrip “financiële instelling”  overeenkomstig de artikelen 1, 2, 4 en 5 van wetsbesluit nr. 495/88 en artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening 575/2013. De vraag die moet worden beantwoord is hoe het subjectieve bestanddeel van artikel 7, lid 1, onder e), van het wetboek zegelrecht moet worden uitgelegd, ofwel hoe het begrip ,,financiële instelling”, waarvan de toepasselijkheid een door de nationale wetgever gestelde voorwaarde voor de toepassing van de in die bepaling voorziene vrijstelling is, moet worden gedefinieerd. Partijen zijn het oneens over de vraag of holdings behoren tot de typen en vormen van financiële instellingen waarnaar door de nationale wetgever in die bepaling wordt verwezen.

Overweging:

Volgens de belastingdienst vereist de definitie in de Unieregeling dat de betrokken activiteiten bankactiviteiten of vergelijkbare beleggingsactiviteiten zijn, dat wil  zeggen dat de activiteiten moeten worden uitgeoefend binnen het toepassingsgebied van de holdings als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening 575/2013. Alleen holdings die deelnemingen bezitten in ondernemingen die kredietinstellingen of beleggingsondernemingen zijn en die onder het toezichtskader en de prudentiële voorschriften voor bankactiviteiten vallen, vallen onder het begrip ,,financiële instelling”. Het Hof wordt verzocht te verduidelijken wat moet worden verstaan onder ,,vennootschappen of entiteiten waarvan de vorm en het doel overeenkomen met de typen [...] financiële instellingen waarin het communautaire recht voorziet”, en of overeenkomstig besluit met kracht van wet nr. 495/88 opgerichte holdings die als enig doel het beheer van deelnemingen in andere vennootschappen hebben (als indirecte vorm van de uitoefening van economische activiteiten) onder het begrip ,,financiële instelling” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening 575/2013 vallen.

Prejudiciële vragen C-207/22

Kan een holding die uitsluitend het beheer van deelnemingen in andere vennootschappen tot doel heeft, als indirecte vorm van het uitoefenen van economische activiteiten, en die in dat kader duurzaam deelnemingen verwerft en aanhoudt, welke deelnemingen doorgaans niet minder dan 10 % van het aandelenkapitaal van de deelnemende vennootschappen bedragen, waarbij het gaat om vennootschappen die zich richten op het beheer van vervoersinfrastructuur, zoals het ontwerp, de aanleg en het beheer van wegen en/of autosnelwegen, worden beschouwd als een ,,financiële instelling” in de zin van richtlijn 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 575/2013?

Prejudiciële vragen C-267/22

Valt een in Portugal gevestigde holding waarop de bepalingen van wetsbesluit nr. 495/88 van 30 december 1988 van toepassing zijn en die als enig maatschappelijk doel het beheer van deelnemingen in andere vennootschappen heeft, als indirecte vorm van uitoefening van economische activiteiten, in het kader waarvan zij zich bezighoudt met het verwerven en gedurende lange tijd aanhouden van deelnemingen, die als algemene regel een omvang hebben van minstens 10 % van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschappen waarin wordt deelgenomen, welke niet actief zijn in de verzekeringssector of de financiële sector, onder het begrip „financiële instelling” in de zin van artikel 3, lid 1, punt 22, van richtlijn 2013/36/EU en artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening (EU) nr. 575/2013?

Prejudiciële vragen C-290/22

Valt een in Portugal gevestigde holding die is onderworpen aan het bepaalde in besluit met kracht van wet nr. 495/88 van 30 december 1988 en als enig doel het beheer van deelnemingen in andere, niet in de verzekeringssector actieve vennootschappen heeft, onder het begrip „financiële instelling” in de zin van artikel 3, lid 1, punt 22, van richtlijn 2013/36/EU en artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening (EU) nr. 575/2013?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN