C-209/14 NLB Leasing

Contentverzamelaar

C-209/14 NLB Leasing

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 juli 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   12 augustus 2014
Trefwoorden: btw; leasecontracten

Onderwerp
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Verzoekster least een aantal grondstukken aan vennootschap Dominio. Dominio voldoet niet aan haar betalingsverplichtingen waarna verzoekster (juli 2010, nadat alle termijnen zijn verschenen) de leaseobjecten weer in bezit neemt. Verzoekster verkoopt vervolgens de grondstukken en keert het surplus aan Dominio uit. Verzoekster meent dat deze handeling overeenkomt met een bepaling in de SLV btw-belastingwet en artikel 90 lid 1 van RL 2006/112. Maar zij komt in aanvaring met de belastingdienst over de vraag of het bedrag van de gestorte belasting over de btw moet worden verlaagd ofwel de maatstaf van heffing dienovereenkomstig moet worden verlaagd. De belastingdienst heeft verzoekster aangeslagen voor de btw over de maand september waarbij zij een veel hogere maatstaf van heffing hanteert omdat volgens haar de creditnota’s ten onrechte zijn uitgereikt; die kunnen geen invloed hebben op het bedrag van de maatstaf. Het feit dat het leaseobject pas is teruggenomen nadat alle termijnen verschenen waren betekent dat de overeenkomst niet is ontbonden. Er is geen sprake van restitutie van het object in de zin van de SLV wet, maar van compensatie door verzoekster van de vordering op Dominio. Verzoekster komt op tegen de beschikking stellende dat de vraag of de goederen al dan niet gerestitueerd zijn van essentieel belang is. De door verweerster aangevoerde compensatie betekent niet dat de overeenkomsten zijn uitgevoerd. Haar beroep wordt door de bestuursrechter verworpen. De rechter oordeelt dat de overeenkomsten zijn uitgevoerd zoals bepaald en dat met de verkoop op de vrije markt verzoekster haar contractueel belang volledig heeft verwezenlijkt. Verzoekster gaat in cassatie.

De verwijzende SLV rechter (Hof van cassatie) acht de belangrijkste vragen die moeten worden beantwoord de waardering van de ‘restitutie’ van het leaseobject (artikel 90.1 van RL 2006/112), en of sprake is van een tegenprestatie in de zin van artikelen 2, lid 1, 14 en 24 lid 1 van de RL. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
(1) Moet artikel 90, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in het licht van omstandigheden zoals in het hoofdgeding, aldus worden uitgelegd dat de restitutie van het leaseobject (onroerend goed) aan de lessor wegens niet-betaling van de verplichtingen van de lessee met het oog op verkoop en compensatie van de leaseovereenkomst, zij het na het verschijnen van alle leasetermijnen, een geval van „annulering, verbreking, ontbinding of gehele of gedeeltelijk[e] niet-betaling” na levering oplevert, zodat de maatstaf van heffing dienovereenkomstig moet worden verlaagd?
(2) Moeten de artikelen 2, lid 1, 14 en 24, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, aldus worden uitgelegd dat het bedrag voor de koopoptie, dat het grootste deel van de verplichtingen uit de financiëleleaseovereenkomsten vertegenwoordigt en de lessee aan de lessor heeft betaald doordat het leaseobject wegens niet-betaling van de verplichtingen in het bezit van de lessor is teruggekeerd, de lessor dat leaseobject aan een derde heeft verkocht en het surplus van de koopsom – na aftrek, in de eindafrekening, van het bedrag van de koopoptie – aan de lessee is uitgekeerd, moet worden beschouwd als tegenprestatie voor de uitvoering van de overeenkomsten en de levering van goederen die als zodanig onderworpen is aan de btw; of als tegenprestatie voor de dienst van verhuur of gebruik van het onroerende goed (en als zodanig onderworpen aan de btw krachtens de wet of op grond van keuze van de belastingplichtige); of als vergoeding van de schade voor de verbreking van de overeenkomst, bedoeld om het nadeel te herstellen dat is veroorzaakt door de niet-nakoming door de lessee, vergoeding die geen rechtstreekse band heeft met welke dienst onder bezwarende titel dan ook en als zodanig niet is onderworpen aan de btw?
(3) Indien de tweede vraag aldus wordt beantwoord dat sprake is van een tegenprestatie voor de levering van goederen en de uitvoering van de overeenkomsten: staat het beginsel van neutraliteit van de btw eraan in de weg dat de lessor tweemaal btw voldoet, namelijk een eerste maal bij de sluiting van de financiëleleaseovereenkomsten (ook ter zake van het bedrag van de koopopties, dat het grootste deel van de waarde van de overeenkomsten vertegenwoordigde) en een tweede maal bij de (daaropvolgende) verkoop van het onroerende goed aan een derde (vanwege de niet-betaling van de verplichtingen van de lessee), aangezien de btw ter zake van deze tweede levering volgens de eindafrekening op de lessee drukt?

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten