C-21/20 Balgarska natsionalna televizia

Contentverzamelaar

C-21/20 Balgarska natsionalna televizia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).                              

Termijnen: Motivering departement:    10 maart 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     25 april 2020

Trefwoorden : btw; aftrek; voorbelasting; nationale publieke televisieomroep;

Onderwerp :

•          Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het            gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

 

Feiten:

In geschil is een naheffingsaanslag die de belastingadministratie heeft vastgesteld en de directeur van de directie ‘betwistingen en belasting- en socialeverzekeringszaken’ heeft bevestigd. De Balgarska natsionalna televizia (hierna: de BNT) is tegen dit besluit in beroep gegaan. De BNT is een rechtspersoon en een nationale publiekrechtelijke aanbieder van audiovisuele mediadiensten. De aanslag is vastgesteld op grond van een overeenkomstig de Bulgaarse btw-wet uitgevoerde belastingcontrole bij BNT. ten aanzien van de BNT is voor het tijdvak van 1 september 2015 tot en met 31 maart 2016 een btw-schuld vastgesteld. Deze schuld vloeit voort uit de berekende naheffing over de resultaten die de BNT voor de genoemde tijdvakken had aangegeven, waarbij de belastingadministratie voor de aangegeven leveringen waarover de BNT de voorbelasting volledig had afgetrokken, alleen nog een gedeeltelijke aftrek van voorbelasting heeft toegestaan. De BNT wordt niet gefinancierd door de televisiekijkers, maar wordt deels gefinancierd uit de staatsbegroting, en deels door eigen inkomsten (reclame en sponsoring). Naar de opvatting van de BNT heeft zij volledig recht op aftrek van voorbelasting over aankopen die zij voor haar commerciële activiteiten gebruikt. De voorbelasting over de aankopen die zowel voor commerciële activiteiten als voor niet-uitsluitend commerciële doeleinden worden gebruikt, kan zij daarentegen gedeeltelijk in aftrek brengen.

 

Overweging:

De verwijzende rechter wijst erop dat het geschil tussen partijen in wezen draait om de vraag of de activiteiten van de BNT als publieke televisieomroep, die overeenkomstig Bulgaarse wetgeving een specifieke taak te vervullen heeft, van de werkingssfeer van de Bulgaarse btw-wet is uitgesloten of als een onder bezwarende titel verrichte, maar vrijgestelde levering in de zin van de Bulgaarse btw-wet moet worden aangemerkt. Voorts zijn partijen het oneens over de vraag of artikel 73 van de Bulgaarse btw-wet, die in een gedeeltelijk recht op aftrek van voorbelasting voorziet, van toepassing is op alle afgenomen leveringen, aangezien bij het boeken van de aankopen geen onderscheid wordt gemaakt naar de wijze waarop deze zijn gefinancierd. Of dat voor leveringen die voor commerciële en inkomstengenererende activiteiten worden gebruikt, een volledig recht op aftrek van voorbelasting moet worden toegekend, terwijl voor aankopen die niet integraal voor deze commerciële activiteiten worden gebruikt, een gedeeltelijk recht op aftrek van voorbelasting moet worden toegekend. 

 

Prejudiciële vragen:

1) Kan het aanbieden van audiovisuele mediadiensten aan de televisiekijkers door de publieke televisieomroep worden aangemerkt als een onder bezwarende titel verrichte dienst in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/ Е [G], wanneer deze omroep door de staat wordt gefinancierd in de vorm van subsidies en de kijkers geen omroepbijdrage betalen, of vormt deze dienstverrichting geen onder bezwarende titel verrichte dienst in de zin van deze bepaling, zodat zij buiten de werkingssfeer van deze richtlijn valt?

2) Indien het antwoord luidt dat het door de publieke televisieomroep aanbieden van audiovisuele mediadiensten aan de televisiekijkers binnen de werkingssfeer van artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/ Е [G] valt, moet dan worden aangenomen dat het gaat om vrijgestelde leveringen in de zin van artikel 132, lid 1, onder q), van deze richtlijn en is een nationale regeling toegestaan volgens welke deze activiteit alleen is vrijgesteld op grond van de betaling die de publieke televisieomroep uit de staatsbegroting ontvangt, ongeacht of deze omroep ook commerciële activiteiten verricht?

3) Verzet artikel 168 van richtlijn 2006/112/ Е [G] zich tegen een handelwijze die het recht op aftrek van voorbelasting over aankopen niet alleen afhankelijk stelt van het gebruik van deze aankopen (voor belastbare of vrijgestelde activiteiten), maar ook van de wijze waarop deze aankopen worden gefinancierd, namelijk enerzijds uit eigen inkomsten (reclamediensten, enz.) en anderzijds uit overheidssubsidies, en die het volledige recht op aftrek van voorbelasting alleen toekent voor de uit eigen inkomsten gefinancierde aankopen en niet voor de met overheidssubsidies gefinancierde aankopen, waarbij een uitsplitsing naar de aard van deze aankopen wordt verlangd?

4) Voor zover wordt aangenomen dat de activiteiten van de publieke televisieomroep uit belastbare en vrijgestelde leveringen bestaan, en met inachtneming van de gemengde financiering daarvan: wat is de omvang van het recht op aftrek van voorbelasting over deze aankopen en welke criteria moeten voor de vaststelling daarvan worden gehanteerd[?]

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Le Rayon d’Or (C-151/13); Odvolací finanční ředitelství (C-11/15)

Specifiek beleidsterrein: FIN-FISC

 

Gerelateerde documenten