C-214/17

Contentverzamelaar

C-214/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   16 juni 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   02 augustus 2017

Trefwoorden: personen- en familierecht; alimentatie;

Onderwerp: - protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (Haags alimentatieprotocol 2007 –HAP-);
- verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen.

Verzoeker woont in OOS. Hij is de wettige vader van in 1996 geboren dochter (verweerster) die haar gewone verblijfplaats in ITA heeft. De ouders zijn gescheiden. Verzoeker is sinds 10-10-2014 op grond van OOS recht alimentatieplichtig voor zijn toen al in ITA wonende dochter (€ 650 per maand). In 2015 heeft verzoeker gevraagd om verlaging van de bijdrage wegens terugval in inkomen. De rechter in eerste aanleg heeft dit verzoek afgewezen op de grond dat volgens artikel 3.1 HAP ITA recht op de onderhoudsvordering van toepassing is. Volgens ITA Bw is de vastgestelde onderhoudsbijdrage in overeenstemming met de financiële draagkracht van verzoeker. Dit oordeel wordt in hoger beroep bevestigd, waarbij de appelrechter zich op OOS recht baseert. Er is geen ander recht van toepassing geworden gezien de ongewijzigde verblijfplaats van zowel verzoeker als verweerster en er is dus geen wijziging in aanknoping (HAP artikel 3.2). De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter.

Bij de verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt verzoeker dat, indien zijn wens tot toepassing van ITA recht wordt gehonoreerd, zijn vordering moet worden ingewilligd. De verwijzende rechter concludeert uit het HAP dat de onderhoudsgerechtigde een keuze heeft voor wat betreft het toepasselijke recht door zich of tot de rechter van zijn gewone verblijfplaats of tot de rechter van de verblijfplaats van de onderhoudsplichtige te wenden. Hij moet bepalen of en onder welke omstandigheden het toepasselijke recht dat de onderhoudsgerechtigde door toepassing van artikel 4.3 HAP heeft gekozen, (opnieuw) verandert indien de onderhoudsplichtige een verzoek tot verlaging van de onderhoudsbijdrage indient. Het HAP zelf geeft daar geen expliciet antwoord op en hij vindt evenmin in rechtsleer en literatuur een eenduidig antwoord. Hij wijst ook op het gevaar van ‘forumshopping’. Aangezien het HvJEU zich nog niet eerder over deze kwestie heeft uitgesproken legt hij het Hof de volgende vragen voor:

1. Moet artikel 4, lid 3, juncto artikel 3 van het protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen [Haags alimentatieprotocol 2007, hierna: “HAP”] zo worden uitgelegd, dat op het verzoek van een onderhoudsplichtige tot verlaging van een rechtsgeldig vastgestelde onderhoudsbijdrage op grond van een veranderde inkomenssituatie ook dan het recht van het land waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing is, indien de rechter op verzoek van deze laatste de tot dan te betalen onderhoudsbijdrage in overeenstemming met artikel 4, lid 3, van het Haags alimentatieprotocol 2007 heeft vastgelegd volgens het recht van de staat waar de onderhoudsplichtige onveranderd zijn gewone verblijfplaats heeft?

Ingeval vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:
2. Moet artikel 4, lid 3, van het Haags alimentatieprotocol 2007 in die zin worden uitgelegd dat de onderhoudsgerechtigde de bevoegde instantie van de staat waar de onderhoudsplichtige zijn gewone verblijfplaats heeft ook dan “adieert” wanneer hij verschijnt en inhoudelijk verweer voert in een door de onderhoudsplichtige bij deze instantie ingeleide procedure, zoals voorzien in artikel 5 van verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: VenJ