C-215/21 Servicios prescriptor y medios de pagos EFC SAU 

Contentverzamelaar

C-215/21 Servicios prescriptor y medios de pagos EFC SAU 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     10 juni 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     27 juli 2021

Trefwoorden : consumenten; kredietovereenkomsten; banken; oneerlijke bedingen; doeltreffendheid

Onderwerp :

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten;

Feiten:

Verzoekster (een consument) vordert nietigverklaring van haar kredietovereenkomst met verweerder (een handelsvennootschap) wegens woekerpraktijken. Ook vordert verzoekster schadevergoeding, namelijk het verschil tussen het daadwerkelijk geleende kapitaal en het werkelijk terugbetaalde bedrag (inclusief wettelijke rente). Verweerder heeft een verzoek tot beëindiging van de procedure ingediend omdat buiten het kader van de procedure aan de vorderingen van verzoekster is tegemoetgekomen overeenkomstig artikel 22 van het Spaanse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: LEC). Daarbij voert zij aan dat zij de overeenkomst heeft beëindigd/opgezegd/ontbonden en wijst zij erop dat de klant geen verrichtingen kan doen met de kaart; zij voert eveneens aan dat het openstaande saldo van de rente en de commissielonen is komen te vervallen en wijst erop dat het door verzoekster te veel betaalde bedrag, te weten 326,04 EUR, zou worden terugbetaald; zij verzoekt overeenkomstig artikel 22 LEC tot slot om niet te worden verwezen in de proceskosten. De verwijzende rechter heeft het verzoek tot beëindiging van de procedure verzonden aan verzoekster, dat erop was gebaseerd dat zij niet langer een rechtmatig belang had bij het verkrijgen van effectieve rechterlijke bescherming. Verzoekster stelt dat er geen voldoening buiten rechte heeft plaatsgevonden. Voordat zij een vordering instelde, heeft verzoekster een aanmaning aan verweerster gericht waarop deze heeft geantwoord dat zij niet aan de vorderingen tegemoet zou komen. Voorts stelt zij dat er niet echt sprake is van voldoening buiten rechte aangezien haar verzoek drie vorderingen omvatte: de nietigverklaring van de overeenkomst wegens woekerpraktijken, de terugbetaling van de onterecht geïnde bedragen en de betaling van de kosten.

Overweging:

Er moet worden bepaald of het nationale procesrechtelijke voorschrift volgens hetwelk geen van de partijen in de kosten wordt verwezen in geval van voldoening buiten rechte, verenigbaar is met het doeltreffendheidsbeginsel. Er moet met andere woorden worden uitgemaakt of dit voorschrift op zichzelf het voor de consument niet onmogelijk of uiterst moeilijk maakt om zijn rechten uit hoofde van het Europese recht uit te oefenen, aangezien de beperking die op grond van deze bepaling wordt opgelegd aan de consument, wiens recht is erkend, inhoudt dat hij opdraait voor de kosten van een geding dat is veroorzaakt door een onrechtmatige gedraging van de verkoper. Dat geldt vooral in gevallen zoals het onderhavige, waarin de consument de verkoper eerder al heeft aangemaand, zonder succes, waardoor eerstgenoemde zijn eigen proceskosten moet dragen, hetgeen onredelijk lijkt.

Prejudiciële vraag:

Voor het geval dat buiten het kader van de gerechtelijke procedure wordt tegemoetgekomen aan vorderingen die consumenten met betrekking tot oneerlijke bedingen instellen op grond van richtlijn 93/13/EEG, schrijft artikel 22 van de Ley de Enjuiciamiento Civil voor dat de consument de proceskosten draagt, zonder dat rekening wordt gehouden met de eerdere houding van de verkoper, die geen gevolg heeft gegeven aan voorafgaande aanmaningen. Vormt deze Spaanse procesregel een aanzienlijk obstakel dat consumenten kan ontmoedigen hun recht uit te oefenen op een effectieve rechterlijke toetsing van het potentieel oneerlijke karakter van contractuele bedingen en dat indruist tegen het doeltreffendheidsbeginsel en tegen artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-488/11; C 26/13; C 415/11; C 565/11; C 176/17;

Specifiek beleidsterrein: EZK; FIN