C-216/23

Contentverzamelaar

C-216/23

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    31 mei 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    17 juli 2023

Trefwoorden: uitlegging van het begrip “alcohol”

Onderwerp:  Artikel 3, lid 4, onder c), van Verordening 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad.

Feiten:

Verzoekster produceert een alcoholhoudende cocktail, die voor 55 % uit wijn en voor 10 % uit bier bestaat, dat een alcoholpercentage van 5,5 % vol. heeft, en is gearomatiseerd met vlierbesbloesemsmaak. Zij heeft deze met de benaming ,,gearomatiseerde cocktail van wijnbouwproducten” in de handel gebracht. Tegen deze benaming heeft verweerder bezwaar gemaakt, omdat het volgens hem bij het aan de drank toegevoegde bier gaat om ,,alcohol” in de zin van artikel 3, lid 4, onder c), van verordening 251/2014, die niet aan een als ,,gearomatiseerde cocktail van wijnbouwproducten” aangeduide drank mag worden toegevoegd. Verzoekster betoogt dat onder alcohol in de zin van artikel 3, lid 4, onder c), van verordening 251/2014 alleen alcohol valt die in bijlage I, punt 3, is vermeld, aangezien door het toevoegen van alcohol een verhoging en niet – zoals bij verzoeksters product – een vermindering van het reeds in de wijn aanwezige alcoholgehalte moet worden verwezenlijkt. Daarnaast betoogt zij dat het bij bier in ieder geval gaat om een aromatiserend ingrediënt in de zin van bijlage I, punt 1, onder b), ii), van verordening 251/2014, zodat de benaming ,,gearomatiseerde cocktail van wijnbouwproducten” eveneens mogelijk is voor het geval dat bier geldt als alcohol in de zin van verordening (EU) nr. 251/2014.

Overweging:

De verwijzende rechter merkt op dat de verzoeker het product alleen als ,,gearomatiseerde cocktail van wijnbouwproducten” mag aanduiden wanneer het toegevoegde bier of niet als alcohol in de zin van artikel 3, lid 4, onder c), van verordening (EU) nr. 251/2014 kan worden beschouwd of, wanneer het [als] dergelijke alcohol zou worden beschouwd, als aromatiserende toevoeging in de zin van bijlage [I], punt 1, onder b), ii), van de verordening kan worden beschouwd. Er bestaat behoefte aan verduidelijking met betrekking tot de vraag of met ,,alcohol” alleen alcohol wordt bedoeld overeenkomstig bijlage I, punt 3, van verordening 251/2014, die niet aan de cocktail mag worden toegevoegd – waar bier niet onder zou vallen, omdat het niet aan de aldaar genoemde criteria voldoet – of dat met alcohol in de zin van de bepaling alle in een toegevoegde drank, die zelf geen wijnbouwproduct is in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), reeds aanwezige alcohol wordt bedoeld, aangezien deze niet voldoet aan de criteria van bijlage I, punt 3, en de groep gearomatiseerde wijnen (artikel 3, lid 1, van verordening 251/2014) reeds om deze reden niet mag worden toegevoegd. 

Onder „alcohol” in de zin van artikel 3, lid 4, onder c), kan volgens de verwijzende rechter alleen alcohol in de zin van bijlage I, punt 3, van verordening 251/2014 worden begrepen aangezien alleen door toevoeging van de aldaar genoemde soorten alcohol aan het de wijnbouwproduct in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), een verhoging van het alcoholgehalte van de drank mag voortvloeien. Alcoholhoudende dranken met een lager alcoholgehalte dan het wijnbouwproduct verlagen het alcoholgehalte van het basisproduct en kunnen dientengevolge taalkundig al niet voldoen aan de voorwaarde dat er alcohol ,,aan [wordt] toegevoegd”.

Prejudiciële vragen:

a. Moet artikel 3, lid 4, onder c), van verordening (EU) nr. 251/2014 aldus worden uitgelegd dat het begrip „alcohol” zich mede uitstrekt tot een drank die alcohol bevat en geen wijnbouwproduct is in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van verordening (EU) nr. 251/2014?

b. Betekent „toevoegen” in de zin van artikel 3, lid 4, onder c), van verordening (EU) nr. 251/2014 dat het alcoholgehalte van het eindproduct ten opzichte van het volgens artikel 3, lid 4, onder a), van verordening (EU) nr. 251/2014 gebruikte wijnbouwproduct omhoog moet zijn gegaan?

c. Moet, indien de vraag onder a) bevestigend wordt beantwoord, artikel 3, lid 1, eerste volzin, van verordening (EU) nr. 251/2014 juncto punt 1, onder b), ii), van bijlage I bij deze verordening aldus worden uitgelegd dat het begrip ,,aromatiserende voedingsmiddelen” zich uitstrekt tot een alcoholhoudende drank in de zin van de vraag onder a)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV