C-222/20 Bundesrepublik Deutschland e.a.

Contentverzamelaar

C-222/20 Bundesrepublik Deutschland e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     28 juli 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     14 september 2020

Trefwoorden : PNR-richtlijn; Schengen

Onderwerp :

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

-           Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PNR-richtlijn);

-           Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad;

-           Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode);

 

Feiten:

Op 10-06-2017 is het FlugDaG (de Duitse wet ter omzetting van de PNR-richtlijn) in werking getreden. Die richtlijn regelt de doorgifte van PNR-gegevens bij vluchten vanuit lidstaten van de EU naar derde landen en vanuit derde landen naar lidstaten van de Unie, alsmede de verwerking van die gegevens. Lidstaten zijn verplicht om passagiersinformatie-eenheden (PIE) op te richten, die de PNR-gegevens van de luchtvaartmaatschappijen verzamelen en opslaan, verwerken en doorgeven aan de bevoegde instanties. Verzoeker is een Italiaans staatsburger met woonplaats te Brussel (België). Hij vloog van Brussel naar Berlijn en vloog van Berlijn terug naar Brussel. Hij vordert een verklaring voor recht dat de verwerking van zijn PNR-gegevens met betrekking tot die vluchten onrechtmatig was en verzoekt om wissing van die gegevens.

 

Overweging:

Voor de beslechting van het hoofdgeding is doorslaggevend of de PNR-richtlijn geheel of gedeeltelijk in strijd is met het VWEU of het Handvest. Mocht dit het geval zijn, dan is het FlugDaG als wet tot omzetting van die richtlijn niet van toepassing, hetgeen zou betekenen dat de litigieuze gegevensverwerking ontoelaatbaar is en dat verzoeker recht heeft op wissing van de betreffende gegevens.

 

Prejudiciële vragen:

1. Dienen artikel 21 en artikel 67, lid 2, VWEU aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling waarbij, met toepassing van de openingsclausule van artikel 2, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB 2016, L 119, blz. 132; hierna: „PNR-richtlijn”), wordt bepaald dat, ten eerste, luchtvaartmaatschappijen ook bij vluchten binnen de Europese Unie uitgebreide gegevensreeksen die zonder enige uitzondering betrekking hebben op alle passagiers, moeten doorgeven aan de in de betrokken lidstaten opgerichte passagiersinformatie-eenheden (PIE), en dat, ten tweede, die gegevensreeksen aldaar – los van de boeking van een vliegreis – zonder aanleiding moeten worden geregistreerd en moeten worden gebruikt voor vergelijkingen met databanken en modellen, waarna zij moeten worden opgeslagen (in casu: §2, lid 3, van het Gesetz über die Verarbeitung von Fluggastdaten zur Umsetzung der Richtlinie [EU] 2016/681 [wet betreffende de verwerking van persoonsgegevens van passagiers] van 6 juni 2017 [BGBl. I, blz. 1484], zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 6 juni 2017 [BGBl. I, blz. 1484]; hierna: „FlugDaG”])?

2. Volgt uit de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat de nationale regelingen (in casu: § 4, lid 1, FlugDaG) tot omzetting van artikel 3, punt 9, van de PNR-richtlijn juncto bijlage II bij deze richtlijn een definitieve en uitdrukkelijke lijst moeten bevatten van de relevante nationale strafbepalingen waarop de in de PNR-richtlijn vermelde strafbare feiten betrekking hebben?

3. Dienen de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling van een lidstaat (in casu: § 6, lid 4, FlugDaG) die de instanties van de betrokken lidstaat, voor zover zij rechtshandhavingstaken vervullen, de mogelijkheid biedt om de doorgegeven PNR-gegevens ook voor andere doeleinden dan het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit te verwerken indien er, mede op basis van nadere informatie, aanwijzingen zijn voor een welbepaald strafbaar feit?

4. Is de openingsclausule van artikel 2, lid 1, van de PNR-richtlijn, die de lidstaten de mogelijkheid biedt om de PNR-richtlijn ook toe te passen op vluchten binnen de Europese Unie (in casu: § 2, lid 3, FlugDaG) en die tot gevolg heeft dat PNR-gegevens binnen Europa tweemaal worden geregistreerd (zowel in de lidstaat van vertrek als in de lidstaat van aankomst), in het licht van het beginsel van gegevensminimalisatie verenigbaar met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

5. Mocht de PNR-richtlijn niet in strijd zijn met hoger recht (zie beslissing van het Verwaltungsgericht Wiesbaden van 13 mei 2020, zaaknummer 6 K 805/19.WI) en bijgevolg toepasselijk zijn:

a)         Dient artikel 7, leden 4 en 5, van de PNR-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling van een lidstaat (in casu: § 6, lid 4, FlugDaG) die de instanties van de betrokken lidstaat, voor zover zij rechtshandhavingstaken vervullen, de mogelijkheid biedt om de doorgegeven PNR-gegevens ook voor andere doeleinden dan het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit te verwerken indien er, mede op basis van nadere informatie, aanwijzingen zijn voor een welbepaald ander strafbaar feit (zogenoemde bijvangst)?

b)         Is het met artikel 7, lid 2, van de PNR-richtlijn verenigbaar dat een lidstaat een instantie (in casu: het Bundesamt für Verfassungsschutz [federaal bureau voor de bescherming van de grondwet]) die naar nationaal recht (in casu: § 5, lid 1, juncto § 3, lid 1, van het Gesetz über die Zusammenarbeit des Bundes und der Länder in Angelegenheiten des Verfassungsschutzes und über das Bundesamt für Verfassungsschutz [wet betreffende de samenwerking tussen de federale overheid en de deelstaten op het gebied van de bescherming van de grondwet en betreffende het federaal bureau voor de bescherming van de grondwet]) op grond van een nationaal beginsel inzake de scheiding van bevoegdheden niet over politionele bevoegdheden beschikt, op de lijst van bevoegde instanties in de zin van artikel 7, lid 1, van de PNR-richtlijn plaatst?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Digital Rights Ireland e.a. C-293/12 en C-594/12; Topfit en Biffi C-22/18; C-438/14; C-182/15; C-188/10 en C-189/10; Touring Tours und Travel en Sociedad de transportes C-412/17 en C-474/17; C-92/09 en C-93/09;

Specifiek beleidsterrein: